Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- inmaken:
-
Wiktionary:
- inmaken → encurtir, escabechar, confitar, adobar, salar, curar con sal
Niederländisch
Detailübersetzungen für inmaken (Niederländisch) ins Spanisch
inmaken:
-
inmaken (in blik conserveren; inblikken)
conservar; adobar; derrotar; conservar en adobo; enlatar; poner en adobo-
conservar Verb
-
adobar Verb
-
derrotar Verb
-
conservar en adobo Verb
-
enlatar Verb
-
poner en adobo Verb
-
-
inmaken (wecken)
-
inmaken (inpekelen; opzouten; inzouten)
salar; echar en sal; conservar en adobo; contener; conservar; acaparar; adobar; salarse; poner en salmuera-
salar Verb
-
echar en sal Verb
-
conservar en adobo Verb
-
contener Verb
-
conservar Verb
-
acaparar Verb
-
adobar Verb
-
salarse Verb
-
poner en salmuera Verb
-
-
inmaken
-
inmaken (ruim overklassen)
Konjugationen für inmaken:
o.t.t.
- maak in
- maakt in
- maakt in
- maken in
- maken in
- maken in
o.v.t.
- maakte in
- maakte in
- maakte in
- maakten in
- maakten in
- maakten in
v.t.t.
- heb ingemaakt
- hebt ingemaakt
- heeft ingemaakt
- hebben ingemaakt
- hebben ingemaakt
- hebben ingemaakt
v.v.t.
- had ingemaakt
- had ingemaakt
- had ingemaakt
- hadden ingemaakt
- hadden ingemaakt
- hadden ingemaakt
o.t.t.t.
- zal inmaken
- zult inmaken
- zal inmaken
- zullen inmaken
- zullen inmaken
- zullen inmaken
o.v.t.t.
- zou inmaken
- zou inmaken
- zou inmaken
- zouden inmaken
- zouden inmaken
- zouden inmaken
en verder
- ben ingemaakt
- bent ingemaakt
- is ingemaakt
- zijn ingemaakt
- zijn ingemaakt
- zijn ingemaakt
diversen
- maak in!
- maakt in!
- ingemaakt
- inmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für inmaken:
Wiktionary Übersetzungen für inmaken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inmaken | → encurtir; escabechar | ↔ pickle — to preserve food in a salt, sugar or vinegar solution |
• inmaken | → confitar | ↔ confire — Faire cuire dans un sirop, une liqueur, une graisse, certains aliments en vue de leur conservation. La substance choisir pénétrer alors l’aliment et s’y incorporer. |
• inmaken | → adobar; salar; curar con sal | ↔ saler — (cuisine) assaisonner avec du sel. |