Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
deshacer
|
|
lostornen; ongedaan maken
|
destacar
|
|
detacheren
|
quitar
|
|
afzetten; amputatie; amputeren; ontnemen; verwijderen; wegnemen
|
vaciar
|
|
leegmaken; uitladen
|
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
deshacer
|
loshalen; uithalen
|
aantasten; aanvreten; afbestellen; afgelasten; afkoppelen; afzeggen; annuleren; bederven; beschadigen; intrekken; kraken; losbreken; loshaken; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; lostornen; nietig verklaren; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; openbreken; scheiden; splitsen; te niet doen; tornen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uitsplitsen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken
|
destacar
|
loshalen; uithalen
|
accentueren; beklemtonen; benadrukken; betonen
|
iluminar
|
loshalen; uithalen
|
belichten; beschijnen; blozen; gloeien; illumineren; kleuren; licht laten vallen op; licht schijnen op; met licht beschijnen; rood worden; verlichten
|
quitar
|
loshalen; uithalen
|
afhelpen; afnemen; afvegen; afwissen; afzonderen; beroven; beroven van; bevrijden van; depriveren; ecarteren; erafhalen; leegplunderen; lichten; naar buiten halen; ontnemen; ontstelen; plunderen; reinigen; roven; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; te kort doen; uithalen; uitnemen; uitplunderen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsnijden; wegwerken; zuiveren
|
sacar
|
loshalen; uithalen
|
aanrekenen; aanwrijven; aftappen; afzetten; berispen; beschuldigen; blameren; eruit nemen; extraheren; gispen; hozen; kennis opdoen; laken; laten zien; leeghozen; leren; lichten; loskrijgen; losmaken; lostornen; meekrijgen; meepikken; naar boven trekken; naar buiten halen; nadragen; nijpen; omhoog rukken; omhoog trekken; oppikken; opspelen; opspelen kaartspel; opsteken; pop-bewerking uitvoeren; tappen; te voorschijn halen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; tevoorschijn trekken; tornen; uithalen; uitscheppen; uittrekken; verwijten; voor de dag halen; voor de voeten gooien; voorhouden
|
vaciar
|
loshalen; uithalen
|
afvoeren; doen wegvloeien; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; loskrijgen; losmaken; lostornen; motiveren; naar buiten halen; opdrinken; plunderen; ruimen; tornen; uitdeuken; uitdrinken; uithalen; uithollen; uitkloppen; uitknijpen; uitpersen; uitschenken; uittrekken; uitzuigen
|