Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für meevoeren (Niederländisch) ins Spanisch
meevoeren:
-
meevoeren (leiden; begeleiden; voeren)
Konjugationen für meevoeren:
o.t.t.
- voer mee
- voert mee
- voert mee
- voeren mee
- voeren mee
- voeren mee
o.v.t.
- voerde mee
- voerde mee
- voerde mee
- voerden mee
- voerden mee
- voerden mee
v.t.t.
- heb meegevoerd
- hebt meegevoerd
- heeft meegevoerd
- hebben meegevoerd
- hebben meegevoerd
- hebben meegevoerd
v.v.t.
- had meegevoerd
- had meegevoerd
- had meegevoerd
- hadden meegevoerd
- hadden meegevoerd
- hadden meegevoerd
o.t.t.t.
- zal meevoeren
- zult meevoeren
- zal meevoeren
- zullen meevoeren
- zullen meevoeren
- zullen meevoeren
o.v.t.t.
- zou meevoeren
- zou meevoeren
- zou meevoeren
- zouden meevoeren
- zouden meevoeren
- zouden meevoeren
en verder
- ben meegevoerd
- bent meegevoerd
- is meegevoerd
- zijn meegevoerd
- zijn meegevoerd
- zijn meegevoerd
diversen
- voer mee!
- voert mee!
- meegevoerd
- meevoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze