Niederländisch
Detailübersetzungen für omzwerven (Niederländisch) ins Spanisch
omzwerven:
-
omzwerven (zwerven)
vagar; pasear; rodar; deambular; extraviarse; vagabundear-
vagar Verb
-
pasear Verb
-
rodar Verb
-
deambular Verb
-
extraviarse Verb
-
vagabundear Verb
-
Konjugationen für omzwerven:
o.t.t.
- omzwerf
- omzwerft
- omzwerft
- omzwerven
- omzwerven
- omzwerven
o.v.t.
- omzworf
- omzworf
- omzworf
- omzworven
- omzworven
- omzworven
v.t.t.
- heb omgezworven
- hebt omgezworven
- heeft omgezworven
- hebben omgezworven
- hebben omgezworven
- hebben omgezworven
v.v.t.
- had omgezworven
- had omgezworven
- had omgezworven
- hadden omgezworven
- hadden omgezworven
- hadden omgezworven
o.t.t.t.
- zal omzwerven
- zult omzwerven
- zal omzwerven
- zullen omzwerven
- zullen omzwerven
- zullen omzwerven
o.v.t.t.
- zou omzwerven
- zou omzwerven
- zou omzwerven
- zouden omzwerven
- zouden omzwerven
- zouden omzwerven
diversen
- omzwerf!
- omzwerft!
- omgezworven
- omzwervend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze