Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. ontharden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontharden (Niederländisch) ins Spanisch

ontharden:

ontharden Verb (onthard, onthardt, onthardde, onthardden, onthard)

  1. ontharden (verweken; zachtmaken)
  2. ontharden (week maken; weken; verweken; zachtmaken; in de week zetten)

Konjugationen für ontharden:

o.t.t.
  1. onthard
  2. onthardt
  3. onthardt
  4. ontharden
  5. ontharden
  6. ontharden
o.v.t.
  1. onthardde
  2. onthardde
  3. onthardde
  4. onthardden
  5. onthardden
  6. onthardden
v.t.t.
  1. heb onthard
  2. hebt onthard
  3. heeft onthard
  4. hebben onthard
  5. hebben onthard
  6. hebben onthard
v.v.t.
  1. had onthard
  2. had onthard
  3. had onthard
  4. hadden onthard
  5. hadden onthard
  6. hadden onthard
o.t.t.t.
  1. zal ontharden
  2. zult ontharden
  3. zal ontharden
  4. zullen ontharden
  5. zullen ontharden
  6. zullen ontharden
o.v.t.t.
  1. zou ontharden
  2. zou ontharden
  3. zou ontharden
  4. zouden ontharden
  5. zouden ontharden
  6. zouden ontharden
en verder
  1. is onthard
diversen
  1. onthard!
  2. onthardt!
  3. onthard
  4. onthardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontharden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
remojar inweken; weken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ablandar in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken lenigen; verlichten; vermurwen; vervriendelijken; verweken; verzachten; week worden
poner a remojar in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
poner en remojo in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
remojar in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken dippen; inweken
suavizar ontharden; verweken; zachtmaken lenigen; verlichten; vermurwen; vervriendelijken; verzachten