Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- ontmaskeren:
-
Wiktionary:
- ontmaskeren → desenmascarar
- ontmaskeren → desacreditar, hacer añicos, ridiculizar, desbaratar, desprestigiar, destrozar, despedazar, hacer trizas
Niederländisch
Detailübersetzungen für ontmaskeren (Niederländisch) ins Spanisch
ontmaskeren:
-
ontmaskeren (blootleggen; onthullen)
Konjugationen für ontmaskeren:
o.t.t.
- ontmasker
- ontmaskert
- ontmaskert
- ontmaskeren
- ontmaskeren
- ontmaskeren
o.v.t.
- ontmaskerde
- ontmaskerde
- ontmaskerde
- ontmaskerden
- ontmaskerden
- ontmaskerden
v.t.t.
- heb ontmaskerd
- hebt ontmaskerd
- heeft ontmaskerd
- hebben ontmaskerd
- hebben ontmaskerd
- hebben ontmaskerd
v.v.t.
- had ontmaskerd
- had ontmaskerd
- had ontmaskerd
- hadden ontmaskerd
- hadden ontmaskerd
- hadden ontmaskerd
o.t.t.t.
- zal ontmaskeren
- zult ontmaskeren
- zal ontmaskeren
- zullen ontmaskeren
- zullen ontmaskeren
- zullen ontmaskeren
o.v.t.t.
- zou ontmaskeren
- zou ontmaskeren
- zou ontmaskeren
- zouden ontmaskeren
- zouden ontmaskeren
- zouden ontmaskeren
en verder
- ben ontmaskerd
- bent ontmaskerd
- is ontmaskerd
- zijn ontmaskerd
- zijn ontmaskerd
- zijn ontmaskerd
diversen
- ontmasker!
- ontmaskert!
- ontmaskerd
- ontmaskerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ontmaskeren:
Wiktionary Übersetzungen für ontmaskeren:
ontmaskeren
Cross Translation:
verb
-
de ware aard laten zien van iets of iemand
- ontmaskeren → desenmascarar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontmaskeren | → desacreditar; hacer añicos; ridiculizar; desbaratar; desprestigiar; destrozar; despedazar; hacer trizas | ↔ debunk — to discredit or expose the falsehood of something |