Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- oplossen:
-
Wiktionary:
- oplossen → disolver, resolver, solucionar, solventar
- oplossen → disolver, resolver, solucionar, cuadrar, desatar, dirimir
Niederländisch
Detailübersetzungen für oplossen (Niederländisch) ins Spanisch
oplossen:
-
oplossen (ontrafelen; ontraadselen; ontwarren; ontknopen)
resolver; solucionar; disolver; desleír; descifrar; desenredar; disolverse; desembrollar; desenmarañar-
resolver Verb
-
solucionar Verb
-
disolver Verb
-
desleír Verb
-
descifrar Verb
-
desenredar Verb
-
disolverse Verb
-
desembrollar Verb
-
desenmarañar Verb
-
-
oplossen (tot een oplossing brengen; ontcijferen; ontwarren)
solucionar; descifrar; sacar en claro; decodificar-
solucionar Verb
-
descifrar Verb
-
sacar en claro Verb
-
decodificar Verb
-
-
oplossen (in een vloeistof opgaan)
Konjugationen für oplossen:
o.t.t.
- los op
- lost op
- lost op
- lossen op
- lossen op
- lossen op
o.v.t.
- loste op
- loste op
- loste op
- losten op
- losten op
- losten op
v.t.t.
- heb opgelost
- hebt opgelost
- heeft opgelost
- hebben opgelost
- hebben opgelost
- hebben opgelost
v.v.t.
- had opgelost
- had opgelost
- had opgelost
- hadden opgelost
- hadden opgelost
- hadden opgelost
o.t.t.t.
- zal oplossen
- zult oplossen
- zal oplossen
- zullen oplossen
- zullen oplossen
- zullen oplossen
o.v.t.t.
- zou oplossen
- zou oplossen
- zou oplossen
- zouden oplossen
- zouden oplossen
- zouden oplossen
en verder
- is opgelost
- zijn opgelost
diversen
- los op!
- lost op!
- opgelost
- oplossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für oplossen:
Verwandte Definitionen für "oplossen":
Wiktionary Übersetzungen für oplossen:
oplossen
Cross Translation:
verb
-
een homogeen mengsel doen vormen
- oplossen → disolver
-
een probleem ophelderen
- oplossen → resolver; solucionar; solventar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• oplossen | → disolver | ↔ dissolve — to terminate a union of multiple members actively |
• oplossen | → disolver | ↔ dissolve — transitive: to disintegrate into a solution by immersion |
• oplossen | → disolver | ↔ dissolve — intransitive: to be disintegrated into a solution by immersion |
• oplossen | → resolver | ↔ resolve — find a solution to |
• oplossen | → resolver; solucionar | ↔ solve — to find an answer or solution |
• oplossen | → resolver; cuadrar | ↔ square — to resolve |
• oplossen | → desatar | ↔ untie — to resolve |
• oplossen | → solucionar; dirimir; resolver; disolver | ↔ résoudre — Décomposer un corps en ses éléments. |