Niederländisch
Detailübersetzungen für opzij leggen (Niederländisch) ins Spanisch
opzij leggen:
-
opzij leggen (oppotten; hamsteren; potten)
guardar; atesorar; plantar en tiesto; separar; poner aparte; acumular a escondidas; entalegar-
guardar Verb
-
atesorar Verb
-
plantar en tiesto Verb
-
separar Verb
-
poner aparte Verb
-
entalegar Verb
-
-
opzij leggen (wegzetten; bewaren)
apartar; poner en el establo; poner en el garaje; poner a un lado; depositar sobre-
apartar Verb
-
poner en el establo Verb
-
poner en el garaje Verb
-
poner a un lado Verb
-
depositar sobre Verb
-
Konjugationen für opzij leggen:
o.t.t.
- leg opzij
- legt opzij
- legt opzij
- leggen opzij
- leggen opzij
- leggen opzij
o.v.t.
- legde opzij
- legde opzij
- legde opzij
- legden opzij
- legden opzij
- legden opzij
v.t.t.
- heb opzij gelegd
- hebt opzij gelegd
- heeft opzij gelegd
- hebben opzij gelegd
- hebben opzij gelegd
- hebben opzij gelegd
v.v.t.
- had opzij gelegd
- had opzij gelegd
- had opzij gelegd
- hadden opzij gelegd
- hadden opzij gelegd
- hadden opzij gelegd
o.t.t.t.
- zal opzij leggen
- zult opzij leggen
- zal opzij leggen
- zullen opzij leggen
- zullen opzij leggen
- zullen opzij leggen
o.v.t.t.
- zou opzij leggen
- zou opzij leggen
- zou opzij leggen
- zouden opzij leggen
- zouden opzij leggen
- zouden opzij leggen
diversen
- leg opzij!
- legt opzij!
- opzij gelegd
- opzij leggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze