Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. schuif:
  2. schuiven:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für schuif (Niederländisch) ins Spanisch

schuif:

schuif [de ~] Nomen

  1. de schuif (verschuifbare sluiting; grendel; tong; schoot)
    el cerrojo
  2. de schuif (sluitinrichting voor deur of raam; grendel; knip)
    el corte; el cerrojo; el pestillo; la tapa corrediza; el cierre; el pasador; el papirotazo

Übersetzung Matrix für schuif:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cerrojo grendel; knip; schoot; schuif; sluitinrichting voor deur of raam; tong; verschuifbare sluiting draaggrendel; tapbout
cierre grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam afschaffing; afsluiting; beëindigen; citadel; deurknip; dichtmaken; fietsslot; het afsluiten; kasteel; knip; knipslot; knipsluiting; opheffen; opheffing; ridderkasteel; ridderslot; rits; ritssluiting; slot; sluiting
corte grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam binnenplaats; boterham; coiffure; coupe; coupure; cour; doorsnee; gesnij; gevolg; haarsnit; hof; hofhouding; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; keep; kerf; knipje; ondereinde; onderkant; ontering; pasvorm; plak brood; salarisvermindering; snede; snee; sneetje; snijvlak; snijwond; snit; uitsnede; uitsnijding; verlaging; vierhoek
papirotazo grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam
pasador grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam borgmoer; ordeteken; spie
pestillo grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam beurs; deurklink; deurknip; draaggrendel; hendel; klink; knip; kruk; portefeuille; portemonnaie; portemonnee
tapa corrediza grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam

Verwandte Wörter für "schuif":


Wiktionary Übersetzungen für schuif:


Cross Translation:
FromToVia
schuif gaveta; cajón drawer — open-topped box in a cabinet used for storing
schuif válvula; hoja; batiente; pistón abattantchâssis de fenêtre ou volet basculant sur un axe horizontal.
schuif cursor glissière — arts|fr rainure pratiquer dans un mécanisme pour le glissement d’une de ses pièces.

schuiven:

schuiven Verb (schuif, schuift, schoof, schoven, geschoven)

  1. schuiven (voortschuiven)
  2. schuiven

Konjugationen für schuiven:

o.t.t.
  1. schuif
  2. schuift
  3. schuift
  4. schuiven
  5. schuiven
  6. schuiven
o.v.t.
  1. schoof
  2. schoof
  3. schoof
  4. schoven
  5. schoven
  6. schoven
v.t.t.
  1. heb geschoven
  2. hebt geschoven
  3. heeft geschoven
  4. hebben geschoven
  5. hebben geschoven
  6. hebben geschoven
v.v.t.
  1. had geschoven
  2. had geschoven
  3. had geschoven
  4. hadden geschoven
  5. hadden geschoven
  6. hadden geschoven
o.t.t.t.
  1. zal schuiven
  2. zult schuiven
  3. zal schuiven
  4. zullen schuiven
  5. zullen schuiven
  6. zullen schuiven
o.v.t.t.
  1. zou schuiven
  2. zou schuiven
  3. zou schuiven
  4. zouden schuiven
  5. zouden schuiven
  6. zouden schuiven
en verder
  1. ben geschoven
  2. bent geschoven
  3. is geschoven
  4. zijn geschoven
  5. zijn geschoven
  6. zijn geschoven
diversen
  1. schuif!
  2. schuift!
  3. geschoven
  4. schuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für schuiven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
desplazar schuiven demonteren; disloqueren; een spier verrekken; iets verplaatsen; ontmantelen; onttakelen; roeren; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; voortbewegen
empujar hacia delante schuiven; voortschuiven duwen; voortduwen

Verwandte Wörter für "schuiven":


Verwandte Definitionen für "schuiven":

  1. dicht langs een oppervlak bewegen1
    • schuif eens opzij1
  2. verplaatsen door te duwen1
    • ik schoof de stoel bij het raam1

Wiktionary Übersetzungen für schuiven:


Cross Translation:
FromToVia
schuiven deslizar slide — to cause to move in contact with a surface
schuiven rellenar; mechar fourrerintroduire, faire entrer, placer en quelque endroit, mettre parmi d’autres choses.
schuiven patinar; resbalar; deslizarse glisser — Se mettre en mouvement, comme couler sur une surface lisse ou le long d’un autre corps.