Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. serveren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für serveren (Niederländisch) ins Spanisch

serveren:

serveren Verb (serveer, serveert, serveerde, serveerden, geserveerd)

  1. serveren (bedienen)
  2. serveren (bijgieten; inschenken; tappen; intappen; schenken)

Konjugationen für serveren:

o.t.t.
  1. serveer
  2. serveert
  3. serveert
  4. serveren
  5. serveren
  6. serveren
o.v.t.
  1. serveerde
  2. serveerde
  3. serveerde
  4. serveerden
  5. serveerden
  6. serveerden
v.t.t.
  1. heb geserveerd
  2. hebt geserveerd
  3. heeft geserveerd
  4. hebben geserveerd
  5. hebben geserveerd
  6. hebben geserveerd
v.v.t.
  1. had geserveerd
  2. had geserveerd
  3. had geserveerd
  4. hadden geserveerd
  5. hadden geserveerd
  6. hadden geserveerd
o.t.t.t.
  1. zal serveren
  2. zult serveren
  3. zal serveren
  4. zullen serveren
  5. zullen serveren
  6. zullen serveren
o.v.t.t.
  1. zou serveren
  2. zou serveren
  3. zou serveren
  4. zouden serveren
  5. zouden serveren
  6. zouden serveren
en verder
  1. ben geserveerd
  2. bent geserveerd
  3. is geserveerd
  4. zijn geserveerd
  5. zijn geserveerd
  6. zijn geserveerd
diversen
  1. serveer!
  2. serveert!
  3. geserveerd
  4. serverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

serveren [znw.] Nomen

  1. serveren (opdienen)
    el servir al mesa; el servir

Übersetzung Matrix für serveren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
atender gehoor; gevolg; gevolg geven aan; klaarstaan
añadir bijvoegen; toeleggen; toevoegen
echar weggooien
servir opdienen; serveren
servir al mesa opdienen; serveren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
atender bedienen; serveren aandachtig luisteren; aanhoren; afrekenen; assisteren; beantwoorden; bedienen; belonen; betalen; bezoldigen; bijspringen; bijstaan; dokken; gehoorzamen; handreiken; helpen; honoreren; iemand vervangen; knoppen bedienen; lonen; luisteren; ondersteunen; ondervragen; opletten; overhoren; salariëren; seconderen; toehoren; toeluisteren; uithoren; uitvragen; verhoren; verplegen; verzorgen; weldoen; zorg dragen; zorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
añadir bijgieten; inschenken; intappen; schenken; serveren; tappen aansluiten; aanvullen; bijdoen; bijleggen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; completeren; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; extra betalen; geld toe leggen; insluiten; optellen; toevoegen; voltallig maken
echar bijgieten; inschenken; intappen; schenken; serveren; tappen afdanken; afscheiden; afvoeren; bannen; begeleiden; bezweren; doneren; ecarteren; geven; gieten; gunnen; gunst verlenen; ingieten; leiden; lozen; meevoeren; ontheffen; ontslaan; opsturen; posten; schenken; smijten; sturen; toezenden; uitbannen; uitscheiden; uitstorten; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verhuizen; verjagen; verkassen; verzenden; voeren; weggooien; wegjagen; wegsmijten; wegsturen; wegzenden
escanchar bijgieten; inschenken; intappen; schenken; serveren; tappen gieten; schenken; uitstorten
operar bedienen; serveren bedienen; knoppen bedienen
servir bedienen; bijgieten; inschenken; intappen; schenken; serveren; tappen aan tafel bedienen; assisteren; bedienen; bijspringen; bijstaan; dienen; dienst doen; doneren; eten opscheppen; gerieven; geven; gunnen; gunst verlenen; handreiken; helpen; knoppen bedienen; ondersteunen; opdienen; opdissen; opscheppen; schenken; seconderen; van dienst zijn; voorschotelen; voorzetten; weldoen

Wiktionary Übersetzungen für serveren:


Cross Translation:
FromToVia
serveren servir serve — to attend, supply the wants of
serveren servir serve — to bring food to
serveren servir servierenGastronomie: Speisen an den Tisch des Gastes bringen