Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für snorkelen (Niederländisch) ins Spanisch

snorkelen:

snorkelen Verb (snorkel, snorkelt, snorkelde, snorkelden, gesnorkeld)

  1. snorkelen (met een snorkel zwemmen)

Konjugationen für snorkelen:

o.t.t.
  1. snorkel
  2. snorkelt
  3. snorkelt
  4. snorkelen
  5. snorkelen
  6. snorkelen
o.v.t.
  1. snorkelde
  2. snorkelde
  3. snorkelde
  4. snorkelden
  5. snorkelden
  6. snorkelden
v.t.t.
  1. heb gesnorkeld
  2. hebt gesnorkeld
  3. heeft gesnorkeld
  4. hebben gesnorkeld
  5. hebben gesnorkeld
  6. hebben gesnorkeld
v.v.t.
  1. had gesnorkeld
  2. had gesnorkeld
  3. had gesnorkeld
  4. hadden gesnorkeld
  5. hadden gesnorkeld
  6. hadden gesnorkeld
o.t.t.t.
  1. zal snorkelen
  2. zult snorkelen
  3. zal snorkelen
  4. zullen snorkelen
  5. zullen snorkelen
  6. zullen snorkelen
o.v.t.t.
  1. zou snorkelen
  2. zou snorkelen
  3. zou snorkelen
  4. zouden snorkelen
  5. zouden snorkelen
  6. zouden snorkelen
en verder
  1. ben gesnorkeld
  2. bent gesnorkeld
  3. is gesnorkeld
  4. zijn gesnorkeld
  5. zijn gesnorkeld
  6. zijn gesnorkeld
diversen
  1. snorkel!
  2. snorkelt!
  3. gesnorkeld
  4. snorkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für snorkelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bucear con tubo respiratorio met een snorkel zwemmen; snorkelen
zambullirse con el snorkel met een snorkel zwemmen; snorkelen

Verwandte Wörter für "snorkelen":


snorkelen form of snorkel:

snorkel [de ~ (m)] Nomen

  1. de snorkel
    el esnórquel; el tubo de respiración

Übersetzung Matrix für snorkel:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
esnórquel snorkel
tubo de respiración snorkel

Verwandte Wörter für "snorkel":