Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. uitbrengen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitbrengen (Niederländisch) ins Spanisch

uitbrengen:

uitbrengen Verb (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)

  1. uitbrengen (publiceren; openbaren)
  2. uitbrengen (verraden; verklikken; verklappen; )

Konjugationen für uitbrengen:

o.t.t.
  1. breng uit
  2. brengt uit
  3. brengt uit
  4. brengen uit
  5. brengen uit
  6. brengen uit
o.v.t.
  1. bracht uit
  2. bracht uit
  3. bracht uit
  4. brachten uit
  5. brachten uit
  6. brachten uit
v.t.t.
  1. heb uitgebracht
  2. hebt uitgebracht
  3. heeft uitgebracht
  4. hebben uitgebracht
  5. hebben uitgebracht
  6. hebben uitgebracht
v.v.t.
  1. had uitgebracht
  2. had uitgebracht
  3. had uitgebracht
  4. hadden uitgebracht
  5. hadden uitgebracht
  6. hadden uitgebracht
o.t.t.t.
  1. zal uitbrengen
  2. zult uitbrengen
  3. zal uitbrengen
  4. zullen uitbrengen
  5. zullen uitbrengen
  6. zullen uitbrengen
o.v.t.t.
  1. zou uitbrengen
  2. zou uitbrengen
  3. zou uitbrengen
  4. zouden uitbrengen
  5. zouden uitbrengen
  6. zouden uitbrengen
en verder
  1. ben uitgebracht
  2. bent uitgebracht
  3. is uitgebracht
  4. zijn uitgebracht
  5. zijn uitgebracht
  6. zijn uitgebracht
diversen
  1. breng uit!
  2. brengt uit!
  3. uitgebracht
  4. uitbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitbrengen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
publicar publiceren; uitgeven
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
delatar aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden babbelen; doorslaan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; ontpoppen; overbrieven; praten; snateren; spreken; uit de school klappen; uitflappen; verklappen; verklikken; verraden; wauwelen; zwammen
publicar openbaren; publiceren; uitbrengen; uitgeven adverteren; afkondigen; aflezen; afroepen; annonceren; bekend maken; bekendmaken; deponeren; doen verschijnen; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; openbaar maken; oplezen; per advertentie aankondigen; plaatsen; posten; proclameren; publiceren; stationeren; zetten
revelar aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden afkondigen; afwisselen; bekendmaken; bloot leggen; exposeren; herzien; ontpoppen; ontsluieren; ontwikkelen; proclameren; reveleren; tentoonstellen; tonen; tot ontwikkeling brengen; veranderen; vertonen; verwisselen; wijzigen
traicionar aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden doorslaan; klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden

Wiktionary Übersetzungen für uitbrengen:


Cross Translation:
FromToVia
uitbrengen pronunciar utter — say
uitbrengen construir; edificar; erigir construirebâtir, élever, avec de la pierre, du bois, du métal, etc., d’après un plan déterminé.
uitbrengen remover; quitar enlever — Déplacer vers le haut.
uitbrengen hacer; fabricar fabriquerexécuter ou faire exécuter certains ouvrages suivant les procédés d’un art mécanique, en atelier ou en usine.
uitbrengen operar opéreraccomplir une œuvre, produire un effet.

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für uitbrengen