Niederländisch
Detailübersetzungen für uitvaren tegen (Niederländisch) ins Spanisch
uitvaren tegen:
uitvaren tegen Verb (vaar uit tegen, vaart uit tegen, voer uit tegen, voeren uit tegen, uitgevaren tegen)
-
uitvaren tegen
zarpar; rabiar; refunfuñar; fulminar; enfurecerse; vociferar; encolerizarse; desatarse contra; fulminar contra; lanzar blasfemias-
zarpar Verb
-
rabiar Verb
-
refunfuñar Verb
-
fulminar Verb
-
enfurecerse Verb
-
vociferar Verb
-
encolerizarse Verb
-
desatarse contra Verb
-
fulminar contra Verb
-
lanzar blasfemias Verb
-
Konjugationen für uitvaren tegen:
o.t.t.
- vaar uit tegen
- vaart uit tegen
- vaart uit tegen
- varen uit tegen
- varen uit tegen
- varen uit tegen
o.v.t.
- voer uit tegen
- voer uit tegen
- voer uit tegen
- voeren uit tegen
- voeren uit tegen
- voeren uit tegen
v.t.t.
- ben uitgevaren tegen
- bent uitgevaren tegen
- is uitgevaren tegen
- zijn uitgevaren tegen
- zijn uitgevaren tegen
- zijn uitgevaren tegen
v.v.t.
- was uitgevaren tegen
- was uitgevaren tegen
- was uitgevaren tegen
- waren uitgevaren tegen
- waren uitgevaren tegen
- waren uitgevaren tegen
o.t.t.t.
- zal uitvaren tegen
- zult uitvaren tegen
- zal uitvaren tegen
- zullen uitvaren tegen
- zullen uitvaren tegen
- zullen uitvaren tegen
o.v.t.t.
- zou uitvaren tegen
- zou uitvaren tegen
- zou uitvaren tegen
- zouden uitvaren tegen
- zouden uitvaren tegen
- zouden uitvaren tegen
diversen
- vaar uit tegen!
- vaart uit tegen!
- uitgevaren tegen
- uitvarend tegen
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze