Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
apartarse
|
|
afkeren
|
evitar
|
|
afdraaien; afwenden; afzwenken; wegdraaien
|
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
apartarse
|
uitwijken voor iets
|
afkeren; afwenden; afwijken; opzij gaan; opzijgaan; uitwijken; verschillen; zich omdraaien; zwenken
|
desviarse
|
uitwijken voor iets
|
afdrijven; afdwalen; uit de weg gaan; uit een land wijken; uitweiden; uitwijken; verlijeren; wraken
|
disentir
|
uitwijken voor iets
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; mijden; ontlopen; ontvreemden; ontwijken; pikken; stelen; uit de weg gaan; verdonkeremanen; verduisteren; vermijden; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
divergir
|
uitwijken voor iets
|
achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; mijden; ontlopen; ontvreemden; ontwijken; pikken; stelen; uit de weg gaan; verdonkeremanen; verduisteren; vermijden; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
|
eludir
|
uitwijken voor iets
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; mijden; naar de vijand overlopen; omzeilen; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden
|
escapar
|
uitwijken voor iets
|
achterhouden; achteroverdrukken; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; floepen; gappen; glippen; in ontvangst nemen; inpikken; jatten; krijgen; loskomen; mijden; ontglippen; ontkomen; ontlopen; ontschieten; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvallen; ontvangen; ontvluchten; ontvreemden; ontwijken; op vrije voeten gesteld worden; opstrijken; per ongeluk zeggen; pikken; stelen; uit de weg gaan; uitwijken; verdonkeremanen; verduisteren; vermijden; verspreken; vervreemden; vluchten; vrijkomen; wegfutselen; wegglippen; wegkapen; wegkomen; weglopen; wegpikken; wegrennen; wegvluchten; zich bevrijden; zich vrijmaken
|
escapar de
|
uitwijken voor iets
|
in ontvangst nemen; krijgen; mijden; ontglippen; ontkomen; ontlopen; ontsnappen aan; ontvangen; ontvluchten; ontwijken; opstrijken; uit de weg gaan; vermijden; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken
|
escaparse
|
uitwijken voor iets
|
de plaat poetsen; ervandoor gaan; floepen; glippen; hem smeren; in ontvangst nemen; krijgen; losbreken; loskomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvangen; op vrije voeten gesteld worden; opstrijken; vrijkomen; wegglippen; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken
|
escaparse de
|
uitwijken voor iets
|
mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden
|
esquivar
|
uitwijken voor iets
|
er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vlieden; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; wijken; zich vrijmaken
|
evadir
|
uitwijken voor iets
|
loskomen; mijden; ontglippen; ontkomen; ontlopen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; ontwijken; op vrije voeten gesteld worden; uit de weg gaan; uitwijken; vermijden; vluchten; vrijkomen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegvluchten; zich vrijmaken
|
evadirse
|
uitwijken voor iets
|
de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; loskomen; ontslagen worden; op vrije voeten gesteld worden; vrijkomen; zich uit de voeten maken
|
evadirse de
|
uitwijken voor iets
|
mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden
|
evitar
|
uitwijken voor iets
|
achterhouden; achteroverdrukken; afhouden; een bezwaar ondervangen; gappen; in ontvangst nemen; inpikken; jatten; krijgen; mijden; omzeilen; ondervangen; ontduiken; ontlopen; ontvangen; ontvreemden; ontwijken; opstrijken; pikken; stelen; uit de weg gaan; verdonkeremanen; verduisteren; vermijden; vervreemden; voorkomen; wegfutselen; wegkapen; wegpikken; weren
|
hacerse a un lado
|
uitwijken voor iets
|
opzij gaan; uit de weg gaan; uitwijken; zwenken
|
sortear
|
uitwijken voor iets
|
arrangeren; groeperen; indelen; inloten; loten; mijden; omzeilen; ontlopen; ontwijken; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; systematiseren; uit de weg gaan; uitloten; uitzoeken; verloten; vermijden
|