Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. uitzweten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitzweten (Niederländisch) ins Spanisch

uitzweten:

uitzweten Verb (zweet uit, zweette uit, zweetten uit, uitgezweet)

  1. uitzweten (zweten)

Konjugationen für uitzweten:

o.t.t.
  1. zweet uit
  2. zweet uit
  3. zweet uit
  4. zweten uit
  5. zweten uit
  6. zweten uit
o.v.t.
  1. zweette uit
  2. zweette uit
  3. zweette uit
  4. zweetten uit
  5. zweetten uit
  6. zweetten uit
v.t.t.
  1. heb uitgezweet
  2. hebt uitgezweet
  3. heeft uitgezweet
  4. hebben uitgezweet
  5. hebben uitgezweet
  6. hebben uitgezweet
v.v.t.
  1. had uitgezweet
  2. had uitgezweet
  3. had uitgezweet
  4. hadden uitgezweet
  5. hadden uitgezweet
  6. hadden uitgezweet
o.t.t.t.
  1. zal uitzweten
  2. zult uitzweten
  3. zal uitzweten
  4. zullen uitzweten
  5. zullen uitzweten
  6. zullen uitzweten
o.v.t.t.
  1. zou uitzweten
  2. zou uitzweten
  3. zou uitzweten
  4. zouden uitzweten
  5. zouden uitzweten
  6. zouden uitzweten
en verder
  1. ben uitgezweet
  2. bent uitgezweet
  3. is uitgezweet
  4. zijn uitgezweet
  5. zijn uitgezweet
  6. zijn uitgezweet
diversen
  1. zweet uit!
  2. zweet uit!
  3. uitgezweet
  4. uitzwetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitzweten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sudar transpireren; zweten
transpirar transpireren; zweten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sudar uitzweten; zweten doen zweten; transpireren; zweten
transpirar uitzweten; zweten transpireren; zweten