Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. vastnemen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vastnemen (Niederländisch) ins Spanisch

vastnemen:

vastnemen Verb (neem vast, neemt vast, nam vast, namen vast, vastgenomen)

  1. vastnemen (vastpakken; grijpen; beetgrijpen; )

Konjugationen für vastnemen:

o.t.t.
  1. neem vast
  2. neemt vast
  3. neemt vast
  4. nemen vast
  5. nemen vast
  6. nemen vast
o.v.t.
  1. nam vast
  2. nam vast
  3. nam vast
  4. namen vast
  5. namen vast
  6. namen vast
v.t.t.
  1. heb vastgenomen
  2. hebt vastgenomen
  3. heeft vastgenomen
  4. hebben vastgenomen
  5. hebben vastgenomen
  6. hebben vastgenomen
v.v.t.
  1. had vastgenomen
  2. had vastgenomen
  3. had vastgenomen
  4. hadden vastgenomen
  5. hadden vastgenomen
  6. hadden vastgenomen
o.t.t.t.
  1. zal vastnemen
  2. zult vastnemen
  3. zal vastnemen
  4. zullen vastnemen
  5. zullen vastnemen
  6. zullen vastnemen
o.v.t.t.
  1. zou vastnemen
  2. zou vastnemen
  3. zou vastnemen
  4. zouden vastnemen
  5. zouden vastnemen
  6. zouden vastnemen
en verder
  1. ben vastgenomen
  2. bent vastgenomen
  3. is vastgenomen
  4. zijn vastgenomen
  5. zijn vastgenomen
  6. zijn vastgenomen
diversen
  1. neem vast!
  2. neemt vast!
  3. vastgenomen
  4. vastnemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vastnemen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agarrar aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agarrar aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten aangrijpen; aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; binden; boeien; graaien; grabbelen; grijpen; inhaken; ketenen; klauwen; klemmen; kluisteren; knellen; omklemmen; ontroeren; pakken; snuffelen; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verneuken; verstrikken
captar aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten begrijpen; bemachtigen; eigen maken; iets bemachtigen; inzien; kopen; met het verstand vatten; naar zich toe trekken; snappen; verkrijgen; verwerven
coger aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetpakken; bemachtigen; benemen; betrappen; binden; binnen halen; boeien; gappen; grijpen; halen; iets onverwachts doen; inpikken; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; leegstelen; nemen; nuttigen; obsederen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; pikken; plukken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verrassen; verschalken; verstrikken; vervreemden; verzamelen; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
engastar aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten betrappen; snappen
engañar aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; bedrogen worden; beduvelen; belazeren; besodemieteren; buitmaken; flessen; foppen; in de maling nemen; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; oplichten; te pakken nemen; tillen; vangen; verneuken; voor de gek houden; wijsmaken; zwendelen
estafar aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten afbakenen; afpalen; afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; begoochelen; begrenzen; beknotten; belazeren; beperken; besodemieteren; foppen; in de maling nemen; misleiden; neppen; omlijnen; oplichten; te pakken nemen; tillen; verneuken; voor de gek houden; zwendelen
timar aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten afbakenen; afpalen; afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; begrenzen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; heffen; lichten; misleiden; neppen; omhoog brengen; omhoogheffen; omlijnen; opheffen; oplichten; optillen; tillen; verneuken; vreemdgaan; zwendelen
trabar aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten betrappen; snappen