Niederländisch
Detailübersetzungen für vergallen (Niederländisch) ins Spanisch
vergallen:
-
vergallen (bederven; verpesten; verknoeien)
Konjugationen für vergallen:
o.t.t.
- vergal
- vergalt
- vergalt
- vergallen
- vergallen
- vergallen
o.v.t.
- vergalde
- vergalde
- vergalde
- vergalden
- vergalden
- vergalden
v.t.t.
- heb vergald
- hebt vergald
- heeft vergald
- hebben vergald
- hebben vergald
- hebben vergald
v.v.t.
- had vergald
- had vergald
- had vergald
- hadden vergald
- hadden vergald
- hadden vergald
o.t.t.t.
- zal vergallen
- zult vergallen
- zal vergallen
- zullen vergallen
- zullen vergallen
- zullen vergallen
o.v.t.t.
- zou vergallen
- zou vergallen
- zou vergallen
- zouden vergallen
- zouden vergallen
- zouden vergallen
diversen
- vergal!
- vergalt!
- vergald
- vergallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vergallen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
amargar | bederven; vergallen; verknoeien; verpesten | bitter maken; brutaliseren; bruuskeren; verbitteren; vergrammen |
estropear | bederven; vergallen; verknoeien; verpesten | aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; corrumperen; fijnmaken; haspelen; iets vergallen; in de war sturen; ingooien; kapot maken; nekken; platdrukken; ruïneren; slechten; stukmaken; tot een warboel maken; uitwonen; verbrijzelen; verbroddelen; verderven; vergruizen; verklungelen; verknallen; verknoeien; vermorzelen; verpesten; verpletteren; verprutsen; verwarren; verzieken |