Niederländisch
Detailübersetzungen für verjagen (Niederländisch) ins Spanisch
verjagen:
-
verjagen (uitbannen; verbannen; verdrijven; bannen; uitzetten; uitstoten; uitwijzen; bezweren; wegjagen)
-
verjagen (wegdrijven; verdrijven; wegjagen)
Konjugationen für verjagen:
o.t.t.
- verjaag
- verjaagt
- verjaagt
- verjagen
- verjagen
- verjagen
o.v.t.
- verjaagde
- verjaagde
- verjaagde
- verjaagden
- verjaagden
- verjaagden
v.t.t.
- heb verjaagd
- hebt verjaagd
- heeft verjaagd
- hebben verjaagd
- hebben verjaagd
- hebben verjaagd
v.v.t.
- had verjaagd
- had verjaagd
- had verjaagd
- hadden verjaagd
- hadden verjaagd
- hadden verjaagd
o.t.t.t.
- zal verjagen
- zult verjagen
- zal verjagen
- zullen verjagen
- zullen verjagen
- zullen verjagen
o.v.t.t.
- zou verjagen
- zou verjagen
- zou verjagen
- zouden verjagen
- zouden verjagen
- zouden verjagen
diversen
- verjaag!
- verjaagt!
- verjaagd
- verjagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
verjagen (afschrikken; wegjagen)
Übersetzung Matrix für verjagen:
Wiktionary Übersetzungen für verjagen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verjagen | → disipar | ↔ dispel — to drive away by scattering |
• verjagen | → desahuciar | ↔ evict — to expel |
• verjagen | → expeler; expulsar | ↔ expel — to eject |
• verjagen | → aplazar; despedir; destituir; devolver; reflejar | ↔ renvoyer — envoyer de nouveau. |
• verjagen | → rechazar; rehusar; suspender; devolver; desaprobar; reprobar; repeler; repujar | ↔ repousser — Pousser en arrière, rejeter ; faire reculer quelqu’un, écarter de soi quelque chose. |