Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- vermorzelen:
-
Wiktionary:
- vermorzelen → quebrar, romper, quebrantar
Niederländisch
Detailübersetzungen für vermorzelen (Niederländisch) ins Spanisch
vermorzelen:
-
vermorzelen (verbrijzelen; verpletteren; platdrukken; fijnmaken; vergruizen)
estropear; destruir; machacar; estrujar; romper; aplastar; destrozar; triturar; exprimir; aplastarse; pulverizar; anonadar; hacer polvo; hacer pedazos-
estropear Verb
-
destruir Verb
-
machacar Verb
-
estrujar Verb
-
romper Verb
-
aplastar Verb
-
destrozar Verb
-
triturar Verb
-
exprimir Verb
-
aplastarse Verb
-
pulverizar Verb
-
anonadar Verb
-
hacer polvo Verb
-
hacer pedazos Verb
-
Konjugationen für vermorzelen:
o.t.t.
- vermorzel
- vermorzelt
- vermorzelt
- vermorzelen
- vermorzelen
- vermorzelen
o.v.t.
- vermorzelde
- vermorzelde
- vermorzelde
- vermorzelden
- vermorzelden
- vermorzelden
v.t.t.
- heb vermorzeld
- hebt vermorzeld
- heeft vermorzeld
- hebben vermorzeld
- hebben vermorzeld
- hebben vermorzeld
v.v.t.
- had vermorzeld
- had vermorzeld
- had vermorzeld
- hadden vermorzeld
- hadden vermorzeld
- hadden vermorzeld
o.t.t.t.
- zal vermorzelen
- zult vermorzelen
- zal vermorzelen
- zullen vermorzelen
- zullen vermorzelen
- zullen vermorzelen
o.v.t.t.
- zou vermorzelen
- zou vermorzelen
- zou vermorzelen
- zouden vermorzelen
- zouden vermorzelen
- zouden vermorzelen
diversen
- vermorzel!
- vermorzelt!
- vermorzeld
- vermorzelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vermorzelen:
Wiktionary Übersetzungen für vermorzelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vermorzelen | → quebrar; romper; quebrantar | ↔ briser — rompre, mettre en pièces. |
• vermorzelen | → quebrantar | ↔ fracasser — briser en éclats, avec violence. |