Niederländisch
Detailübersetzungen für welven (Niederländisch) ins Spanisch
welven:
-
welven (buigen; krommen)
torcer; inclinarse; encorvar; arquear; doblar; combar; doblarse; hacer una reverencia-
torcer Verb
-
inclinarse Verb
-
encorvar Verb
-
arquear Verb
-
doblar Verb
-
combar Verb
-
doblarse Verb
-
hacer una reverencia Verb
-
Konjugationen für welven:
o.t.t.
- welf
- welft
- welft
- welfen
- welfen
- welfen
o.v.t.
- welfde
- welfde
- welfde
- welfden
- welfden
- welfden
v.t.t.
- heb gewelfd
- hebt gewelfd
- heeft gewelfd
- hebben gewelfd
- hebben gewelfd
- hebben gewelfd
v.v.t.
- had gewelfd
- had gewelfd
- had gewelfd
- hadden gewelfd
- hadden gewelfd
- hadden gewelfd
o.t.t.t.
- zal welven
- zult welven
- zal welven
- zullen welven
- zullen welven
- zullen welven
o.v.t.t.
- zou welven
- zou welven
- zou welven
- zouden welven
- zouden welven
- zouden welven
diversen
- welf!
- welft!
- gewelfd
- welvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze