Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. afschrikken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afschrik (Niederländisch) ins Französisch

afschrikken:

afschrikken Verb (schrik af, schrikt af, schrikte af, schrikten af, afgeschrikt)

  1. afschrikken (verschrikken; bang maken)
    effrayer; faire fuir; pousser; renvoyer; repousser
    • effrayer Verb (effraie, effraies, effrayons, effrayez, )
    • faire fuir Verb
    • pousser Verb (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • renvoyer Verb (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, )
    • repousser Verb (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
  2. afschrikken
    effrayer; rebuter
    • effrayer Verb (effraie, effraies, effrayons, effrayez, )
    • rebuter Verb

Konjugationen für afschrikken:

o.t.t.
  1. schrik af
  2. schrikt af
  3. schrikt af
  4. schrikken af
  5. schrikken af
  6. schrikken af
o.v.t.
  1. schrikte af
  2. schrikte af
  3. schrikte af
  4. schrikten af
  5. schrikten af
  6. schrikten af
v.t.t.
  1. heb afgeschrikt
  2. hebt afgeschrikt
  3. heeft afgeschrikt
  4. hebben afgeschrikt
  5. hebben afgeschrikt
  6. hebben afgeschrikt
v.v.t.
  1. had afgeschrikt
  2. had afgeschrikt
  3. had afgeschrikt
  4. hadden afgeschrikt
  5. hadden afgeschrikt
  6. hadden afgeschrikt
o.t.t.t.
  1. zal afschrikken
  2. zult afschrikken
  3. zal afschrikken
  4. zullen afschrikken
  5. zullen afschrikken
  6. zullen afschrikken
o.v.t.t.
  1. zou afschrikken
  2. zou afschrikken
  3. zou afschrikken
  4. zouden afschrikken
  5. zouden afschrikken
  6. zouden afschrikken
diversen
  1. schrik af!
  2. schrikt af!
  3. afgeschrikt
  4. afschrikkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschrikken [znw.] Nomen

  1. afschrikken (verjagen; wegjagen)
    l'intimidation; le fait de chasser

Übersetzung Matrix für afschrikken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fait de chasser afschrikken; verjagen; wegjagen
intimidation afschrikken; verjagen; wegjagen bedreiging; dreigement; intimidatie; vreesaanjaging
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
effrayer afschrikken; bang maken; verschrikken alarmeren; beangstigen; benauwen; ongerust maken
faire fuir afschrikken; bang maken; verschrikken
pousser afschrikken; bang maken; verschrikken aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; agiteren; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschieten; opschroeven; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; roeren; schuiven; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
rebuter afschrikken afpoeieren
renvoyer afschrikken; bang maken; verschrikken afmarcheren; afnemen; afschepen; afwimpelen; afzonderen; ecarteren; echoën; galmen; laten inrukken; lichten; omruilen; omwisselen; ontheffen; ontslaan; opschorten; opschuiven; opsturen; pasporteren; posten; reflecteren; rekken; resoneren; restitueren; retourneren; ruilen; schallen; sturen; terugbrengen; teruggeven; terugkaatsen; terugsturen; terugzenden; toewerpen; toezenden; uitstellen; uitsturen; verdagen; verplaatsen; verschuiven; vertragen; vervreemden; verwijderen; verwijzen naar; verwisselen; verzenden; voor zich uitschuiven; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; weerspiegelen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsturen; wegwerken; wegzenden; wisselen
repousser afschrikken; bang maken; verschrikken abstineren; afduwen; afhouden; afketsen; afkeuren; afnemen; afschepen; afslaan; afstemmen; afweren; afwijzen; afwimpelen; afzonderen; bedanken; buitensluiten; ecarteren; evacueren; laten passeren; leegruimen; lichten; onthouden; ontruimen; opduwen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; terugdrijven; terugdringen; terughouden; terugwijzen; uitsluiten; uitstellen; verdedigen; verplaatsen; verschuiven; versmaden; verstoten; vertragen; vervreemden; verweren; verwerpen; verwijderen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegbrengen; wegdoen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghalen; wegnemen; wegschuiven; wegstemmen; wegsturen; wegwerken; weren

Wiktionary Übersetzungen für afschrikken:

afschrikken
verb
  1. doen weggaan door angst aan te jagen
afschrikken
Cross Translation:
FromToVia
afschrikken décourager; démonter; intimider daunt — to discourage
afschrikken effrayer faze — to frighten or cause hesitation; to daunt
afschrikken tremper quench — cool rapidly by immersion


Wiktionary Übersetzungen für afschrik:

afschrik
noun
  1. horreur, dégoût qu’on ressentir pour une personne ou une chose.
  2. Violente antipathie, répugnance.
  3. manque de goût, d’appétit.
  4. physique|fr action de repousser, état de ce qui est repoussé.

Cross Translation:
FromToVia
afschrik dissuasion deterrent — Something that deters