Niederländisch

Detailübersetzungen für somber (Niederländisch) ins Französisch

somber:

somber Adjektiv

  1. somber (triest; zwaarmoedig; troosteloos; naargeestig)
    triste; maussade; sinistre; sombre; morose; morne
  2. somber (naargeestig; naar)
    sombre; triste; morne; lugubre; morose; désolant
  3. somber (troosteloos; triest; mistroostig; grauw; vreugdeloos)
    tristement; peu attrayant; mélancolique; lâchement; triste; morne; découragé; ténébreux; désolant; sans joie; abattu; morose; déprimé; peu aimable; lâche; sombre; gris; terne; maussade; blême; pessimiste; grisâtre; affligé; peu intime

Übersetzung Matrix für somber:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lâche groentje; lafaard; lafbek; melkmuil
mélancolique melancholicus
pessimiste pessimist; pessimisten; piekeraar; tobber; zwartkijker; zwartkijkers
sinistre catastrofe; ramp; schadegeval
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abattu grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos bedrukt; doodgeschoten; gedrukt; geëxecuteerd; mismoedig; mistroostig; moedeloos; neerslachtig; pessimistisch; teneergeslagen; terneergeslagen; verdrietig
affligé grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos bedroefd; bedrukt; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; diepbedroefd; droef; droevig; excessief; extreem; gedrukt; heel erg; hogelijk; kommervol; mismoedig; mistroostig; moedeloos; neerslachtig; pessimistisch; ten zeerste; teneergeslagen; terneergeslagen; uitermate; uiterst; verdrietig; vol met zorgen; zeer
blême grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos blank; bleek; bleek van gelaatskleur; boosaardig; dof; doodsbleek; flauw; flets; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; kleurloos; lijkbleek; lijkwit; mat; morsig; niet helder; ongekleurd; ongelakt; pips; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; sneeuwwit; spierwit; vaal; verschoten; verveloos; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; wit
découragé grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos mismoedig; mistroostig; neerslachtig; pessimistisch; teneergeslagen; terneergeslagen; verdrietig
déprimé grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos bedrukt; gedeprimeerd; gedrukt; mismoedig; mistroostig; moedeloos; neerslachtig; pessimistisch; teneergeslagen; terneergeslagen; verdrietig
désolant grauw; mistroostig; naar; naargeestig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos akelig; beroerd; ellendig; misselijk; naar; onbehaaglijk; ongezellig; onpasselijk; onwel
gris grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; blank; bleek; boosaardig; dronken; druilerig; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; grijsharig; halfdronken; kleurloos; ladderzat; laveloos; miezerig; morsig; ongekleurd; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; teut; tipsy; toeter; vaal; vies; viezig; voddig; vuil; vuil grijs; vunzig; zat
grisâtre grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos asgrauw; boosaardig; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; grijsachtig; grijzig; lijkbleek; lijkwit; morsig; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; vaal; vies; viezig; voddig; vuil; vuil grijs; vunzig
lugubre naar; naargeestig; somber akelig; beangstigend; donker; dreigend; droefgeestig; dubieus; duister; eng; glibberig; griezelig; huiveringwekkend; luguber; macaber; melancholisch; obscuur; onguur; onheilspellend; sinister; spookachtig; verdacht
lâche grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos bleekjes; krukkig; onbeholpen; onedelmoedig; onhandig; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wee; ziekelijk; zwak
lâchement grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos
maussade grauw; mistroostig; naargeestig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos; zwaarmoedig bedrukt; beklagend; brommerig; chagrijnig; druilerig; gedrukt; gemelijk; humeurig; knorrig; korzelig; miezerig; mismoedig; mistroostig; moedeloos; mopperig; narrig; neerslachtig; negatief; nors; nurks; ongeanimeerd; pessimistisch; sikkeneurig; slecht gehumeurd; stuurs; teneergeslagen; terneergeslagen; verdrietig; wrevelig; zeurderig
morne grauw; mistroostig; naar; naargeestig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos; zwaarmoedig afgezaagd; akelig; bedrukt; beroerd; doods; droefgeestig; eentonig; ellendig; gedrukt; melancholisch; melancholische; mismoedig; misselijk; mistroostig; moedeloos; monotoon; naar; neerslachtig; onbehaaglijk; ongezellig; onpasselijk; onwel; pessimistisch; saai; slaapverwekkend; suf; teneergeslagen; terneergeslagen; verdrietig; vervelend; verveloos
morose grauw; mistroostig; naar; naargeestig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos; zwaarmoedig akelig; bedroefd; bedrukt; beroerd; droef; droefgeestig; droevig; ellendig; gedrukt; kommervol; melancholisch; melancholische; mismoedig; misselijk; mistroostig; moedeloos; naar; narrig; neerslachtig; onbehaaglijk; ongezellig; onpasselijk; onwel; pessimistisch; teneergeslagen; terneergeslagen; verdrietig; vol met zorgen
mélancolique grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos droefgeestig; kommervol; melancholiek; melancholisch; melancholische; misselijk; naar; onpasselijk; onwel; vol met zorgen; weemoedig; zwartgallig
pessimiste grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos bedrukt; gedrukt; mismoedig; mistroostig; moedeloos; neerslachtig; pessimistisch; piekerig; teneergeslagen; terneergeslagen; tobberig; verdrietig; zwaartillend
peu aimable grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos afstotend; lelijk; onaantrekkelijk; onaardig; onhartelijk; onhebbelijk; onverdraagzaam; onvriendelijk; onwelwillend
peu attrayant grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos afstotend; lelijk; onaantrekkelijk; onbehaaglijk; ongezellig
peu intime grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos onbehaaglijk; ongezellig
sans joie grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos onbehaaglijk; ongezellig
sinistre naargeestig; somber; triest; troosteloos; zwaarmoedig akelig; beangstigend; donker; dreigend; dubieus; duister; eng; glibberig; griezelig; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; luguber; macaber; obscuur; onguur; onheilspellend; sinister; spookachtig; verdacht
sombre grauw; mistroostig; naar; naargeestig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos; zwaarmoedig bedroefd; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; donker; doods; droef; droefgeestig; droevig; duister; excessief; extreem; grauwkleurig; grijs; heel erg; hogelijk; kommervol; melancholisch; melancholische; onverlicht; rouwig; ten zeerste; treurig; uitermate; uiterst; verdrietig; vol met zorgen; zeer; zwartgallig
terne grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos afstompend; beslagen; bleek; boosaardig; daas; dof; dood; eentonig; eenvoudig; flauw; flets; flodderig; futloos; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; lamlendig; levenloos; licht; lusteloos; makkelijk; mat; morsig; niet bezield; niet helder; niet moeilijk; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; overbluft; paf; perplex; ranzig; saai; simpel; slap; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smakeloos; smerig; soezerig; sprakeloos; stom; stomverbaasd; suf; vaal; verschoten; versuft; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; zonder smaak; zwijgend
triste grauw; mistroostig; naar; naargeestig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos; zwaarmoedig bedroefd; bedrukt; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; droef; droefgeestig; droevig; excessief; extreem; gedrukt; heel erg; hogelijk; kommervol; melancholisch; melancholische; mismoedig; moedeloos; onbehaaglijk; ongezellig; pessimistisch; smartelijk; ten zeerste; terneergeslagen; uitermate; uiterst; verdrietig; verdrietig makend; vol met zorgen; zeer
tristement grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; excessief; extreem; heel erg; hogelijk; onbehaaglijk; ongezellig; ten zeerste; uitermate; uiterst; zeer
ténébreux grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos donker; duister; onverlicht

Verwandte Wörter für "somber":


Antonyme für "somber":


Verwandte Definitionen für "somber":

  1. als je treurig voelt of piekert1
    • er heerste een sombere stemming1
  2. met weinig licht of kleur1
    • dat is een somber gebouw1

Wiktionary Übersetzungen für somber:

somber
Cross Translation:
FromToVia
somber sombre somber — dark or dreary in character; joyless; grim
somber morne sullen — dismal