Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Französisch ->Suche: aanbelanden

Niederländische und französische Suchergebnisse für: aanbelanden

Übersicht

Niederländisch nach Französisch: mehr Daten

aanbelanden:
- Wiktionary:
  aanbelanden → se retrouver, arriver

Niederländisch

Detailübersetzungen für aanbelanden (Niederländisch) ins Französisch

aanbelanden: ^{(*Wort und Satz getrennt)}

aan: sur; en; de; à; après
belanden: arriver; se retrouver; aboutir à; tomber dans

Wiktionary Übersetzungen für aanbelanden:

aanbelanden

verb

ergens terechtkomen
- aanbelanden → se retrouver; arriver

aanbelanden

verb

parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.
- arriver → aankomen; arriveren; bereiken; overkomen; doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; aan de hand zijn; gebeuren; geschieden; voorkomen; voorvallen; aanbelanden; aanlanden; terechtkomen