Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
- ambiëren:
-
Wiktionary:
- ambiëren → ambitionner, aspirer
- ambiëren → aspirer, atteindre
Niederländisch
Detailübersetzungen für ambiëren (Niederländisch) ins Französisch
ambiëren:
-
ambiëren
aspirer à; ambitionner; viser à-
aspirer à Verb
-
ambitionner Verb (ambitionne, ambitionnes, ambitionnons, ambitionnez, ambitionnent, ambitionnais, ambitionnait, ambitionnions, ambitionniez, ambitionnaient, ambitionnai, ambitionnas, ambitionna, ambitionnâmes, ambitionnâtes, ambitionnèrent, ambitionnerai, ambitionneras, ambitionnera, ambitionnerons, ambitionnerez, ambitionneront)
-
viser à Verb
-
Konjugationen für ambiëren:
o.t.t.
- ambieer
- ambieert
- ambieert
- ambiëren
- ambiëren
- ambiëren
o.v.t.
- ambieerde
- ambieerde
- ambieerde
- ambieerden
- ambieerden
- ambieerden
v.t.t.
- heb geambieerd
- hebt geambieerd
- heeft geambieerd
- hebben geambieerd
- hebben geambieerd
- hebben geambieerd
v.v.t.
- had geambieerd
- had geambieerd
- had geambieerd
- hadden geambieerd
- hadden geambieerd
- hadden geambieerd
o.t.t.t.
- zal ambiëren
- zult ambiëren
- zal ambiëren
- zullen ambiëren
- zullen ambiëren
- zullen ambiëren
o.v.t.t.
- zou ambiëren
- zou ambiëren
- zou ambiëren
- zouden ambiëren
- zouden ambiëren
- zouden ambiëren
diversen
- ambieer!
- ambieert!
- geambieerd
- ambierende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ambiëren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ambitionner | ambiëren | bedoelen; beogen; gericht werpen; ijveren; mikken; mikken op; streven; streven naar; ten doel hebben |
aspirer à | ambiëren | een sterke begeerte hebben naar; gericht werpen; hongeren naar; hunkeren; ijveren; kwijnen; kwijnend verlangen; mikken; mikken op; smachten; snakken; sterk verlangen; streven; streven naar; uitkijken naar; zich verheugen op |
viser à | ambiëren | aansturen op; bedoelen; doel beogen; doelen; ergens iets mee willen zeggen; gericht werpen; ijveren; in een bep. richting plaatsen; mikken; mikken op; richten; streven; streven naar; viseren |