Niederländisch
Französisch
Detailübersetzungen für Lissabon (Französisch) ins Niederländisch
Lissabon: (*Wort und Satz getrennt)
- lisser: afplatten; platmaken; egaliseren; gelijkmaken; effenen; gladmaken; satineren; glanzig verven; nivelleren; vlak maken
- bon: lekker; heerlijk; smakelijk; zalig; verrukkelijk; hemels; overheerlijk; kostelijk; reuzelekker; geschikt; bekwaam; capabel; competent; aanlokkelijk; verlokkend; bon; coupon; juist; passend; gepast; adequaat; akkoord; in orde; mee eens; eerlijk; braaf; rechtvaardig; rechtschapen; rechtgeaard; aardig; vriendelijk; aangenaam; behulpzaam; voorkomend; plezierig; attent; hulpvaardig; tof; mild; waardebon; tegoedbon; zachtaardig; goedaardig; goedhartig; zachtmoedig; goeiig; goedmoedig; goedig; zachtzinnig