Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. zwachtelen:
  2. zwachtel:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zwachtelen (Niederländisch) ins Französisch

zwachtelen:

zwachtelen Verb (zwachtel, zwachtelt, zwachtelde, zwachtelden, gezwachteld)

  1. zwachtelen

Konjugationen für zwachtelen:

o.t.t.
  1. zwachtel
  2. zwachtelt
  3. zwachtelt
  4. zwachtelen
  5. zwachtelen
  6. zwachtelen
o.v.t.
  1. zwachtelde
  2. zwachtelde
  3. zwachtelde
  4. zwachtelden
  5. zwachtelden
  6. zwachtelden
v.t.t.
  1. heb gezwachteld
  2. hebt gezwachteld
  3. heeft gezwachteld
  4. hebben gezwachteld
  5. hebben gezwachteld
  6. hebben gezwachteld
v.v.t.
  1. had gezwachteld
  2. had gezwachteld
  3. had gezwachteld
  4. hadden gezwachteld
  5. hadden gezwachteld
  6. hadden gezwachteld
o.t.t.t.
  1. zal zwachtelen
  2. zult zwachtelen
  3. zal zwachtelen
  4. zullen zwachtelen
  5. zullen zwachtelen
  6. zullen zwachtelen
o.v.t.t.
  1. zou zwachtelen
  2. zou zwachtelen
  3. zou zwachtelen
  4. zouden zwachtelen
  5. zouden zwachtelen
  6. zouden zwachtelen
diversen
  1. zwachtel!
  2. zwachtelt!
  3. gezwachteld
  4. zwachtelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für zwachtelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
se draper dans zwachtelen bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren

Verwandte Wörter für "zwachtelen":



zwachtelen form of zwachtel:

zwachtel [de ~ (m)] Nomen

  1. de zwachtel
    la bande Velpeau; le bandage

Übersetzung Matrix für zwachtel:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bandage zwachtel haarband; haarlint; lint; verband; verbandgaas; windsel; zwachteling
bande Velpeau zwachtel verband; zwachteling

Verwandte Wörter für "zwachtel":