Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
doléances
|
gehuil; gejank; geween
|
aanklacht; beschuldiging; gekanker; geklaag; gemekker; tenlastelegging
|
glapissements
|
gehuil; gejank; geween
|
gegil; geschreeuw
|
gémissement
|
gehuil; gejammer; geweeklaag
|
bezwaar; diepe zucht; geblaat; gejammer; gekerm; geklaag; gekreun; gelamenteer; gemekker; gesteun; grief; het klagen; jammerklacht; klacht; kreunen; steunen; verzuchting; weeklacht; zucht; zuchten
|
gémissements
|
gehuil; gejank; geween
|
gejammer; gekerm; geklaag; gekreun; gelamenteer; gesteun
|
hurlements
|
gehuil; gejank; geween; wolvengehuil
|
gebrul; gebulder; gekrijs; geloei; geraas; gescheld; geschreeuw; getier; gillen; kreten; loeien van de wind; roepen; schreeuwen
|
hurlements plaintifs
|
gehuil; gejank; geween
|
|
jérémiades
|
gehuil; gejammer; gejank; geweeklaag; geween
|
elegie; gedram; gemekker; gezanik; gezeur; klaaglied; treurdicht; treurlied; treurzang
|
lamentations
|
gehuil; gejammer; gejank; geweeklaag; geween
|
geblaat; gebrom; gejammer; gekanker; gekerm; geklaag; gekreun; gelamenteer; gemekker; gemopper; gesteun; gezeur; gezever; jammerklacht; klaaglied; treurdicht; treurlied; treurzang; weeklacht
|
larmes
|
gehuil; gejank; geween
|
tranen; waterlanders
|
plaintes
|
gehuil; gejank; geween
|
aanklacht; beschuldiging; geblaat; gebrom; gejammer; gekanker; geklaag; gelamenteer; gemekker; gemopper; gezeur; gezever; tenlastelegging
|
pleurs
|
gehuil; gejammer; gejank; geweeklaag; geween
|
gejammer; geklaag; gelamenteer; geschrei; tranen; tranen vergieten; vergieten; waterlanders
|
pleurs plaintives
|
gehuil; gejank; geween
|
|
sanglots
|
gehuil; gejank; geween
|
gesnik; het snikken
|