Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
- aankweek:
- aankweken:
-
Wiktionary:
- aankweken → cultiver
Niederländisch
Detailübersetzungen für aankweek (Niederländisch) ins Französisch
aankweek:
-
de aankweek (teelt; reproductie; voortplanting; cultuur; kweken; voortbrenging; fokkerij; fok; verbouw; aanplant; aankweken; aanfok)
Übersetzung Matrix für aankweek:
aankweek form of aankweken:
-
aankweken (doen voorttelen; fokken)
-
aankweken (aanplanten; planten)
-
aankweken (teelt; reproductie; voortplanting; cultuur; kweken; voortbrenging; fokkerij; fok; verbouw; aanplant; aankweek; aanfok)
-
aankweken (telen; kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; aanplanten; opkweken)
produire; cultiver-
produire Verb (produis, produit, produisons, produisez, produisent, produisais, produisait, produisions, produisiez, produisaient, produisis, produisit, produisîmes, produisîtes, produisirent, produirai, produiras, produira, produirons, produirez, produiront)
-
cultiver Verb (cultive, cultives, cultivons, cultivez, cultivent, cultivais, cultivait, cultivions, cultiviez, cultivaient, cultivai, cultivas, cultiva, cultivâmes, cultivâtes, cultivèrent, cultiverai, cultiveras, cultivera, cultiverons, cultiverez, cultiveront)
-
Konjugationen für aankweken:
o.t.t.
- kweek aan
- kweekt aan
- kweekt aan
- kweken aan
- kweken aan
- kweken aan
o.v.t.
- kweekte aan
- kweekte aan
- kweekte aan
- kweekten aan
- kweekten aan
- kweekten aan
v.t.t.
- heb aangekweekt
- hebt aangekweekt
- heeft aangekweekt
- hebben aangekweekt
- hebben aangekweekt
- hebben aangekweekt
v.v.t.
- had aangekweekt
- had aangekweekt
- had aangekweekt
- hadden aangekweekt
- hadden aangekweekt
- hadden aangekweekt
o.t.t.t.
- zal aankweken
- zult aankweken
- zal aankweken
- zullen aankweken
- zullen aankweken
- zullen aankweken
o.v.t.t.
- zou aankweken
- zou aankweken
- zou aankweken
- zouden aankweken
- zouden aankweken
- zouden aankweken
diversen
- kweek aan!
- kweekt aan!
- aangekweekt
- aankwekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze