Niederländisch
Detailübersetzungen für afruimen (Niederländisch) ins Französisch
afruimen:
-
afruimen (opruimen; afdekken)
débarrasser; débarrasser la table; nettoyer; desservir-
débarrasser Verb (débarrasse, débarrasses, débarrassons, débarrassez, débarrassent, débarrassais, débarrassait, débarrassions, débarrassiez, débarrassaient, débarrassai, débarrassas, débarrassa, débarrassâmes, débarrassâtes, débarrassèrent, débarrasserai, débarrasseras, débarrassera, débarrasserons, débarrasserez, débarrasseront)
-
débarrasser la table Verb
-
nettoyer Verb (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, nettoient, nettoyais, nettoyait, nettoyions, nettoyiez, nettoyaient, nettoyai, nettoyas, nettoya, nettoyâmes, nettoyâtes, nettoyèrent, nettoierai, nettoieras, nettoiera, nettoierons, nettoierez, nettoieront)
-
desservir Verb (dessers, dessert, desservons, desservez, desservent, desservais, desservait, desservions, desserviez, desservaient, desservis, desservit, desservîmes, desservîtes, desservirent, desservirai, desserviras, desservira, desservirons, desservirez, desserviront)
-
-
afruimen
débarrasser-
débarrasser Verb (débarrasse, débarrasses, débarrassons, débarrassez, débarrassent, débarrassais, débarrassait, débarrassions, débarrassiez, débarrassaient, débarrassai, débarrassas, débarrassa, débarrassâmes, débarrassâtes, débarrassèrent, débarrasserai, débarrasseras, débarrassera, débarrasserons, débarrasserez, débarrasseront)
-
Konjugationen für afruimen:
o.t.t.
- ruim af
- ruimt af
- ruimt af
- ruimen af
- ruimen af
- ruimen af
o.v.t.
- ruimde af
- ruimde af
- ruimde af
- ruimden af
- ruimden af
- ruimden af
v.t.t.
- heb afgeruimd
- hebt afgeruimd
- heeft afgeruimd
- hebben afgeruimd
- hebben afgeruimd
- hebben afgeruimd
v.v.t.
- had afgeruimd
- had afgeruimd
- had afgeruimd
- hadden afgeruimd
- hadden afgeruimd
- hadden afgeruimd
o.t.t.t.
- zal afruimen
- zult afruimen
- zal afruimen
- zullen afruimen
- zullen afruimen
- zullen afruimen
o.v.t.t.
- zou afruimen
- zou afruimen
- zou afruimen
- zouden afruimen
- zouden afruimen
- zouden afruimen
diversen
- ruim af!
- ruimt af!
- afgeruimd
- afruimende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afruimen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
desservir | afdekken; afruimen; opruimen | benadelen; kwaad doen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; schaden |
débarrasser | afdekken; afruimen; opruimen | afhelpen; bergen; bevrijden van; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leegmaken; opdrinken; opruimen; ruimen; uitdrinken; uitgieten; uitschenken |
débarrasser la table | afdekken; afruimen; opruimen | |
nettoyer | afdekken; afruimen; opruimen | afboenen; afnemen; afschrobben; afstoffen; bergen; boenen; dweilen; in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; knaphouden; kuisen; loskrijgen; losmaken; lostornen; louteren; nethouden; opdweilen; opruimen; opschonen; reinigen; schoon maken; schoonboenen; schoonhouden; schoonmaken; schoonpoetsen; schoonschrobben; schrobben; stoffen; tornen; uithalen; uittrekken; zuiveren |