Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. belonen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für belonen (Niederländisch) ins Französisch

belonen:

belonen Verb (beloon, beloont, beloonde, beloonden, beloond)

  1. belonen (honoreren; betalen; bezoldigen; salariëren)
    rémunérer; récompenser; payer; indemniser; rétribuer; salarier
    • rémunérer Verb (rémunère, rémunères, rémunérons, rémunérez, )
    • récompenser Verb (récompense, récompenses, récompensons, récompensez, )
    • payer Verb (paye, payes, payons, payez, )
    • indemniser Verb (indemnise, indemnises, indemnisons, indemnisez, )
    • rétribuer Verb (rétribue, rétribues, rétribuons, rétribuez, )
    • salarier Verb (salarie, salaries, salarions, salariez, )

Konjugationen für belonen:

o.t.t.
  1. beloon
  2. beloont
  3. beloont
  4. belonen
  5. belonen
  6. belonen
o.v.t.
  1. beloonde
  2. beloonde
  3. beloonde
  4. beloonden
  5. beloonden
  6. beloonden
v.t.t.
  1. heb beloond
  2. hebt beloond
  3. heeft beloond
  4. hebben beloond
  5. hebben beloond
  6. hebben beloond
v.v.t.
  1. had beloond
  2. had beloond
  3. had beloond
  4. hadden beloond
  5. hadden beloond
  6. hadden beloond
o.t.t.t.
  1. zal belonen
  2. zult belonen
  3. zal belonen
  4. zullen belonen
  5. zullen belonen
  6. zullen belonen
o.v.t.t.
  1. zou belonen
  2. zou belonen
  3. zou belonen
  4. zouden belonen
  5. zouden belonen
  6. zouden belonen
diversen
  1. beloon!
  2. beloont!
  3. beloond
  4. belonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für belonen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
indemniser belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden
payer belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren aanzuiveren; afbetalen; afrekenen; bekostigen; betalen; boeten; dokken; doorbetalen; genoegdoen; lonen; nabetalen; rekening betalen; uitbetalen; vereffenen; verrekenen; voldoen
récompenser belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren
rémunérer belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren afrekenen; betalen; dokken; lonen
rétribuer belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren afrekenen; betalen; dokken
salarier belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren lonen

Wiktionary Übersetzungen für belonen:

belonen
verb
  1. een prestatie of goede daad met geld of anderszins erkennen
belonen
Cross Translation:
FromToVia
belonen récompenser belohnen — jemandem für eine gute Handlung etwas geben, das er haben möchte
belonen récompenser reward — give a reward to