Niederländisch

Detailübersetzungen für botste (Niederländisch) ins Französisch

botste form of bot:

bot [de ~ (m)] Nomen

  1. de bot
    l'os
    • os [le ~] Nomen

bot

  1. bot (robot)
    le robot

Übersetzung Matrix für bot:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
maladroit klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper
os bot been; knekel; knekels; ledemaat
robot bot; robot crawler; robot; spider; webcrawler
rustre agrariër; boer; heikneuter; kinkel; lummel; onbeschofte man; pummel; rotjoch; schoffie; sodemieter; vlegel; vlerk
- been
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
maladroit klungelig; links
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
brusquement bot; kortaf; zonder omhaal abrupt; bruusk; eensklaps; ineens; kortaf; nors; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; onzacht; opeens; plots; plotseling; plotsklaps; schielijk
d'un ton brusque bot; kortaf; zonder omhaal abrupt; bruusk; eensklaps; ineens; kortaf; nors; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; onzacht; opeens; plots; plotseling; plotsklaps
d'un ton sec bot; kortaf; zonder omhaal
flou bot; onscherp beneveld; flauw; gedempt; halfluid; mistig; nevelachtig; nevelig; niet helder; onbepaald; onduidelijk; onhelder; troebel; vaag; vaag zichtbaar; vagelijk; wazig
grossier bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed aanmatigend; aanstootgevend; aanstotelijk; amoreel; banaal; boers; bokkig; dorps; grof; hufterig; immoreel; indiscreet; laag-bij-de-grond; lomp; obsceen; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; onbetamelijk; onelegant; onfatsoenlijk; ongegeneerd; ongehoord; ongelikt; ongemanierd; ongepast; onhebbelijk; onhoffelijk; onkies; onvertogen; onvriendelijk; onwelvoegelijk; onzedelijk; onzedig; ordinair; plat; platvloers; plomp; respectloos; schofterig; schuin; schunnig; triviaal; verkeerd; vies; vlegelachtig; volks; vulgair; vunzig; zedeloos
impoli bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed boers; hufterig; lomp; onaardig; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; onelegant; ongelikt; ongemanierd; onhartelijk; onhebbelijk; onhoffelijk; onverdraagzaam; onvriendelijk; onwelwillend; plomp
mal élevé bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed boers; hufterig; lomp; onbehoorlijk; onbehouwen; onbeleefd; onbeschaafd; onbeschoft; ongelikt; ongemanierd; onhoffelijk
maladroit bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed gebrekkig; knullig; krukkig; lomp; onbeholpen; onbeleefd; onelegant; ongemanierd; onhandig; plomp; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelend; sukkelig
non civilisé bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed ongelikt
rudement bot; kortaf; zonder omhaal agressief; bedriegelijk; gefingeerd; gewelddadig; hard; hardhandig; nagemaakt; onecht; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; onwaar; onzacht; ruw; vals
rustre bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed aanmatigend; dorps; lomp; onbeschaamd; onbeschoft; onelegant; ongegeneerd; ongelikt; plomp; respectloos
sans détours bot; kortaf; zonder omhaal botweg; cru; direct; eerlijk; effen; egaal; fideel; gelijk; geslepen; glad; kaarsrecht; kernachtig; lijnrecht; loodrecht; met open vizier; onbewimpeld; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; plat; platweg; raak; recht; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; strak; trouwhartig; vlak; vlakuit; vrij; vrijelijk; vrijuit; zonder omwegen
simplement bot; kortaf; zonder omhaal eenvoudig; eenvoudigweg; gemakkelijk; gewoonweg; gladweg; in een handomdraai; klinkklaar; kortweg; licht; makkelijk; moeiteloos; natuurlijk; niet donker; niet moeilijk; ongecompliceerd; ongekunsteld; puur; regelrecht; ronduit; simpel; simpelweg; vanzelf; zonder moeite
sobrement bot; kortaf; zonder omhaal berooid; dunnetjes; eenvoudig; ingetogen; karig; mager; magertjes; matig; pover; schraal; schraaltjes; sober; sobertjes; stemmig
sèchement bot; kortaf; zonder omhaal sec
tout net bot; kortaf; zonder omhaal botweg; effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; gladaf; plat; strak; vlak; vlakuit
vulgaire bot; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onopgevoed banaal; bedriegelijk; gefingeerd; grof; laag-bij-de-grond; lomp; nagemaakt; onecht; ongelikt; onwaar; ordinair; plat; platvloers; schofterig; schunnig; triviaal; vals; volks; vulgair; vunzig

Verwandte Wörter für "bot":


Synonyms for "bot":


Antonyme für "bot":


Verwandte Definitionen für "bot":

  1. deel van het geraamte van mens of dier1
    • het bot in de arm is gebroken1
  2. niet goed geslepen1
    • dit mes is bot, ik kan er niet mee snijden1
  3. onvriendelijk en kortaf1
    • ze gaf een bot antwoord1

Wiktionary Übersetzungen für bot:

bot
noun
  1. onderdeel van het skelet
    • botos
bot
adjective
  1. Qui blesser sans percer ni couper, mais en faisant des contusions, comme un bâton, un marteau, etc.
  2. Traductions à trier suivant le sens.
  3. Qui n’est pas fin, qui n’est pas délicat.
  4. ignare, ignorant.
  5. (vieilli) Qui est émoussé, qui a perdu son tranchant, en parlant d’une lame.
  6. biologie|fr Qui est arrondir, émousser au lieu d’être anguleux ou pointu.
  7. Translations
  8. Qui est privé du sens de l’ouïe
  9. Qui frapper de stupeur.
  10. Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose.
noun
  1. zoologie|nocat Une des espèces de poissons osseux surtout marins, certains poisson plat voisins de la plie et de la limande.
  2. zoologie|nocat Espèce de poisson osseux marin et d'eau douce, un poisson plat, un flet des côtes d'Europe et d'Amérique du Nord, voisin de la plie et de la limande, mais moins délicat.
  3. squelette|fr indén|fr tissu dur et calcifié du squelette des animaux vertébrés, consistant en très grande partie en carbonate de calcium, phosphate de calcium et gélatine.

Cross Translation:
FromToVia
bot émoussé blunt — Having a thick edge or point, as an instrument
bot os bone — component of a skeleton
bot bottine; botte boot — heavy shoe that covers part of the leg
bot endurci; insensible; sans-coeur callous — emotionally hardened
bot émoussé dull — lacking the ability to cut easily; not sharp
bot flet Buttallenfalls Plural 1: norddeutscher Name der Flunder (Platichthys flesus)
bot flet FlunderZoologie: ein Plattfisch (Platichthys flesus)
bot os Knochen — Teil des Skeletts der Wirbeltiere
bot émoussé stumpf — nicht scharf (bei Schneidegeräten), infolgedessen es nicht mehr möglich ist zu schneiden

botsen:

botsen Verb (bots, botst, botste, botsten, gebotst)

  1. botsen (stoten op; op elkaar stoten; aanrijden; op elkaar knallen)
    se heurter; accrocher; cogner; heurter; donner contre; se cogner; se rentrer dedans; choquer
    • se heurter Verb
    • accrocher Verb (accroche, accroches, accrochons, accrochez, )
    • cogner Verb (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • heurter Verb (heurte, heurtes, heurtons, heurtez, )
    • se cogner Verb
    • choquer Verb (choque, choques, choquons, choquez, )

Konjugationen für botsen:

o.t.t.
  1. bots
  2. botst
  3. botst
  4. botsen
  5. botsen
  6. botsen
o.v.t.
  1. botste
  2. botste
  3. botste
  4. botsten
  5. botsten
  6. botsten
v.t.t.
  1. ben gebotst
  2. bent gebotst
  3. is gebotst
  4. zijn gebotst
  5. zijn gebotst
  6. zijn gebotst
v.v.t.
  1. was gebotst
  2. was gebotst
  3. was gebotst
  4. waren gebotst
  5. waren gebotst
  6. waren gebotst
o.t.t.t.
  1. zal botsen
  2. zult botsen
  3. zal botsen
  4. zullen botsen
  5. zullen botsen
  6. zullen botsen
o.v.t.t.
  1. zou botsen
  2. zou botsen
  3. zou botsen
  4. zouden botsen
  5. zouden botsen
  6. zouden botsen
diversen
  1. bots!
  2. botst!
  3. gebotst
  4. botsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für botsen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
accrocher aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op aanhaken; aanhangen; aankoppelen; inhaken; vasthaken; vastkoppelen
choquer aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op aanstoot geven; choqueren; grieven; krenken; kwetsen; laten schrikken; pijn doen; schokken; shockeren; zeer doen
cogner aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op aankloppen; aantikken; beuken; bonken; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen; meppen; rammen; slaan; stompen; tikken; timmeren
donner contre aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op
heurter aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op aankloppen; aanstoot geven; aantikken; aanvaren; bonken; bonzen; choqueren; hameren; hard slaan; hengsten; ketsen; kloppen; luiden; meppen; opbotsen; rammen; schokken; shockeren; slaan; tikken; timmeren
se cogner aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op bakkeleien; bonzen; duelleren; kampen; knokken; luiden; matten; strijden; vechten
se heurter aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op er op rijden; op elkaar botsen
se rentrer dedans aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op

Wiktionary Übersetzungen für botsen:

botsen
verb
  1. met een flinke snelheid tegen elkaar aankomen
  2. in een conflict of ruzie geraken

Cross Translation:
FromToVia
botsen entrer; heurter; collision; en collide — to impact directly, especially if violent
botsen butter; toucher; cogner impinge — To make a physical impact on to collide, to crash (upon).
botsen soubresaut jolt — An act of jolting
botsen écraser; dinguer; percuter aufprallen — heftig auf etwas aufschlagen
botsen heurter; entrer en collision zusammenstoßen — im Gehen oder Laufen oder Fahren mit Wucht gegen etwas prallen, stoßen