Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. duikelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für duikelen (Niederländisch) ins Französisch

duikelen:

duikelen Verb (duikel, duikelt, duikelde, duikelden, geduikeld)

  1. duikelen (buitelen)
    tomber; renverser; basculer; dégringoler; culbuter; faire la culbute
    • tomber Verb (tombe, tombes, tombons, tombez, )
    • renverser Verb (renverse, renverses, renversons, renversez, )
    • basculer Verb (bascule, bascules, basculons, basculez, )
    • dégringoler Verb (dégringole, dégringoles, dégringolons, dégringolez, )
    • culbuter Verb (culbute, culbutes, culbutons, culbutez, )

Konjugationen für duikelen:

o.t.t.
  1. duikel
  2. duikelt
  3. duikelt
  4. duikelen
  5. duikelen
  6. duikelen
o.v.t.
  1. duikelde
  2. duikelde
  3. duikelde
  4. duikelden
  5. duikelden
  6. duikelden
v.t.t.
  1. ben geduikeld
  2. bent geduikeld
  3. is geduikeld
  4. zijn geduikeld
  5. zijn geduikeld
  6. zijn geduikeld
v.v.t.
  1. was geduikeld
  2. was geduikeld
  3. was geduikeld
  4. waren geduikeld
  5. waren geduikeld
  6. waren geduikeld
o.t.t.t.
  1. zal duikelen
  2. zult duikelen
  3. zal duikelen
  4. zullen duikelen
  5. zullen duikelen
  6. zullen duikelen
o.v.t.t.
  1. zou duikelen
  2. zou duikelen
  3. zou duikelen
  4. zouden duikelen
  5. zouden duikelen
  6. zouden duikelen
diversen
  1. duikel!
  2. duikelt!
  3. geduikeld
  4. duikelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für duikelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
basculer buitelen; duikelen dompen; flikkeren; kantelen; kapseizen; kelderen; kiepen; kieperen; neervallen; omkantelen; omrollen; omvallen; omver kiepen; omverslaan; omvervallen; onderuitgaan; op de grond vallen; op zijn bek gaan; over een kant vallen; ten val komen; tuimelen; vallen
culbuter buitelen; duikelen flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; neervallen; omrollen; omvallen; omvervallen; op de grond vallen; tuimelen; vallen
dégringoler buitelen; duikelen flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; neervallen; op de grond vallen; tuimelen; vallen
faire la culbute buitelen; duikelen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
renverser buitelen; duikelen amenderen; doen buigen; dompen; herzien; kantelen; keren; kiepen; modificeren; omblazen; ombuigen; omduwen; omgieten; omgooien; omkeren; omkiepen; omkieperen; omspringen; omstoten; omver kiepen; omvergooien; omverrijden; omverslaan; omverspringen; omverstoten; omvertrekken; omverwaaien; omverwerpen; omwaaien; omwerken; omwerpen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overheen rijden; overkiepen; overrijden; ten val brengen; ten val komen; teruggaan; vallen; veranderen; wijzigen; wippen
tomber buitelen; duikelen afdalen; afhangen; doen neerstorten; eraf vallen; flikkeren; hangen; kelderen; kiepen; kieperen; landen; naar beneden dalen; naar beneden donderen; naar beneden komen; naar beneden storten; naar beneden vallen; neerdalen; neerkomen; neerstorten; omlaagkomen; omlaagstorten; omlaagvallen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op de grond komen; op zijn bek gaan; ten val komen; terechtkomen; tuimelen; vallen; zakken

Wiktionary Übersetzungen für duikelen:


Cross Translation:
FromToVia
duikelen tomber; dégringoler purzeln — mit dem Kopf voraus hinfallen