Niederländisch
Detailübersetzungen für grootspreken (Niederländisch) ins Französisch
grootspreken:
-
grootspreken (snoeven; opscheppen; opsnijden)
fanfaronner; se vanter de-
fanfaronner Verb (fanfaronne, fanfaronnes, fanfaronnons, fanfaronnez, fanfaronnent, fanfaronnais, fanfaronnait, fanfaronnions, fanfaronniez, fanfaronnaient, fanfaronnai, fanfaronnas, fanfaronna, fanfaronnâmes, fanfaronnâtes, fanfaronnèrent, fanfaronnerai, fanfaronneras, fanfaronnera, fanfaronnerons, fanfaronnerez, fanfaronneront)
-
se vanter de Verb
-
-
grootspreken (opscheppen)
se vanter de; se vanter; exagérer; fanfaronner; faire le fanfaron-
se vanter de Verb
-
se vanter Verb
-
exagérer Verb (exagère, exagères, exagérons, exagérez, exagèrent, exagérais, exagérait, exagérions, exagériez, exagéraient, exagérai, exagéras, exagéra, exagérâmes, exagérâtes, exagérèrent, exagérerai, exagéreras, exagérera, exagérerons, exagérerez, exagéreront)
-
fanfaronner Verb (fanfaronne, fanfaronnes, fanfaronnons, fanfaronnez, fanfaronnent, fanfaronnais, fanfaronnait, fanfaronnions, fanfaronniez, fanfaronnaient, fanfaronnai, fanfaronnas, fanfaronna, fanfaronnâmes, fanfaronnâtes, fanfaronnèrent, fanfaronnerai, fanfaronneras, fanfaronnera, fanfaronnerons, fanfaronnerez, fanfaronneront)
-
faire le fanfaron Verb
-
Konjugationen für grootspreken:
o.t.t.
- spreek groot
- spreekt groot
- spreekt groot
- spreken groot
- spreken groot
- spreken groot
o.v.t.
- sprak groot
- sprak groot
- sprak groot
- spraken groot
- spraken groot
- spraken groot
v.t.t.
- heb grootgesproken
- hebt grootgesproken
- heeft grootgesproken
- hebben grootgesproken
- hebben grootgesproken
- hebben grootgesproken
v.v.t.
- had grootgesproken
- had grootgesproken
- had grootgesproken
- hadden grootgesproken
- hadden grootgesproken
- hadden grootgesproken
o.t.t.t.
- zal grootspreken
- zult grootspreken
- zal grootspreken
- zullen grootspreken
- zullen grootspreken
- zullen grootspreken
o.v.t.t.
- zou grootspreken
- zou grootspreken
- zou grootspreken
- zouden grootspreken
- zouden grootspreken
- zouden grootspreken
diversen
- spreek groot!
- spreekt groot!
- grootgesproken
- grootsprekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für grootspreken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
se vanter de | beroemen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
exagérer | grootspreken; opscheppen | aandikken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven |
faire le fanfaron | grootspreken; opscheppen | beroemen; brallen; roem dragen |
fanfaronner | grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven | beroemen; brallen; roem dragen |
se vanter | grootspreken; opscheppen | beroemen; brallen; roem dragen |
se vanter de | grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven | beroemen; bogen; bogen op; brallen; roem dragen; zich kunnen beroemen op |