Niederländisch
Detailübersetzungen für hardrijden (Niederländisch) ins Französisch
hardrijden:
-
hardrijden
foncer; courir; conduire vite; conduire rapidement-
foncer Verb (fonce, fonces, fonçons, foncez, foncent, fonçais, fonçait, foncions, fonciez, fonçaient, fonçai, fonças, fonça, fonçâmes, fonçâtes, foncèrent, foncerai, fonceras, foncera, foncerons, foncerez, fonceront)
-
courir Verb (cours, court, courons, courez, courent, courais, courait, courions, couriez, couraient, courus, courut, courûmes, courûtes, coururent, courrai, courras, courra, courrons, courrez, courront)
-
conduire vite Verb
-
conduire rapidement Verb
-
Konjugationen für hardrijden:
o.t.t.
- rijd hard
- rijdt hard
- rijdt hard
- rijden hard
- rijden hard
- rijden hard
o.v.t.
- reed hard
- reed hard
- reed hard
- reden hard
- reden hard
- reden hard
v.t.t.
- heb hardgereden
- hebt hardgereden
- heeft hardgereden
- hebben hardgereden
- hebben hardgereden
- hebben hardgereden
v.v.t.
- had hardgereden
- had hardgereden
- had hardgereden
- hadden hardgereden
- hadden hardgereden
- hadden hardgereden
o.t.t.t.
- zal hardrijden
- zult hardrijden
- zal hardrijden
- zullen hardrijden
- zullen hardrijden
- zullen hardrijden
o.v.t.t.
- zou hardrijden
- zou hardrijden
- zou hardrijden
- zouden hardrijden
- zouden hardrijden
- zouden hardrijden
diversen
- rijd hard!
- rijdt hard!
- hardgereden
- hardrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für hardrijden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
conduire rapidement | hardrijden | |
conduire vite | hardrijden | |
courir | hardrijden | azen; draven; galopperen; hard rennen; hardlopen; hollen; jachten; jakkeren; motorracen; opjagen; pezen; prooizoeken; racen; rennen; reppen; snellen; spoeden; sprinten |
foncer | hardrijden | jachten; jakkeren; motorracen; racen; reppen; sjezen; snel gaan; spoeden |