Niederländisch
Detailübersetzungen für in orde brengen (Niederländisch) ins Französisch
in orde brengen:
in orde brengen Verb (breng in orde, brengt in orde, bracht in orde, brachten in orde, in orde gebarcht)
-
in orde brengen (in orde maken; herstellen)
remettre en ordre; rétablir; arranger; ajuster-
remettre en ordre Verb
-
rétablir Verb (rétablis, rétablit, rétablissons, rétablissez, rétablissent, rétablissais, rétablissait, rétablissions, rétablissiez, rétablissaient, rétablîmes, rétablîtes, rétablirent, rétablirai, rétabliras, rétablira, rétablirons, rétablirez, rétabliront)
-
arranger Verb (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, arrangent, arrangeais, arrangeait, arrangions, arrangiez, arrangeaient, arrangeai, arrangeas, arrangea, arrangeâmes, arrangeâtes, arrangèrent, arrangerai, arrangeras, arrangera, arrangerons, arrangerez, arrangeront)
-
ajuster Verb (ajuste, ajustes, ajustons, ajustez, ajustent, ajustais, ajustait, ajustions, ajustiez, ajustaient, ajustai, ajustas, ajusta, ajustâmes, ajustâtes, ajustèrent, ajusterai, ajusteras, ajustera, ajusterons, ajusterez, ajusteront)
-
Konjugationen für in orde brengen:
o.t.t.
- breng in orde
- brengt in orde
- brengt in orde
- brengen in orde
- brengen in orde
- brengen in orde
o.v.t.
- bracht in orde
- bracht in orde
- bracht in orde
- brachten in orde
- brachten in orde
- brachten in orde
v.t.t.
- heb in orde gebarcht
- hebt in orde gebarcht
- heeft in orde gebarcht
- hebben in orde gebarcht
- hebben in orde gebarcht
- hebben in orde gebarcht
v.v.t.
- had in orde gebarcht
- had in orde gebarcht
- had in orde gebarcht
- hadden in orde gebarcht
- hadden in orde gebarcht
- hadden in orde gebarcht
o.t.t.t.
- zal in orde brengen
- zult in orde brengen
- zal in orde brengen
- zullen in orde brengen
- zullen in orde brengen
- zullen in orde brengen
o.v.t.t.
- zou in orde brengen
- zou in orde brengen
- zou in orde brengen
- zouden in orde brengen
- zouden in orde brengen
- zouden in orde brengen
en verder
- is in orde gebarcht
- zijn in orde gebarcht
diversen
- breng in orde!
- brengt in orde!
- in orde gebarcht
- in orde brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze