Niederländisch
Detailübersetzungen für mobiliseren (Niederländisch) ins Französisch
mobiliseren:
-
mobiliseren
miser; engager; mobiliser-
miser Verb (mise, mises, misons, misez, misent, misais, misait, misions, misiez, misaient, misai, misas, misa, misâmes, misâtes, misèrent, miserai, miseras, misera, miserons, miserez, miseront)
-
engager Verb (engage, engages, engageons, engagez, engagent, engageais, engageait, engagions, engagiez, engageaient, engageai, engageas, engagea, engageâmes, engageâtes, engagèrent, engagerai, engageras, engagera, engagerons, engagerez, engageront)
-
mobiliser Verb (mobilise, mobilises, mobilisons, mobilisez, mobilisent, mobilisais, mobilisait, mobilisions, mobilisiez, mobilisaient, mobilisai, mobilisas, mobilisa, mobilisâmes, mobilisâtes, mobilisèrent, mobiliserai, mobiliseras, mobilisera, mobiliserons, mobiliserez, mobiliseront)
-
Konjugationen für mobiliseren:
o.t.t.
- mobiliseer
- mobiliseert
- mobiliseert
- mobiliseren
- mobiliseren
- mobiliseren
o.v.t.
- mobiliseerde
- mobiliseerde
- mobiliseerde
- mobiliseerden
- mobiliseerden
- mobiliseerden
v.t.t.
- heb gemobiliseerd
- hebt gemobiliseerd
- heeft gemobiliseerd
- hebben gemobiliseerd
- hebben gemobiliseerd
- hebben gemobiliseerd
v.v.t.
- had gemobiliseerd
- had gemobiliseerd
- had gemobiliseerd
- hadden gemobiliseerd
- hadden gemobiliseerd
- hadden gemobiliseerd
o.t.t.t.
- zal mobiliseren
- zult mobiliseren
- zal mobiliseren
- zullen mobiliseren
- zullen mobiliseren
- zullen mobiliseren
o.v.t.t.
- zou mobiliseren
- zou mobiliseren
- zou mobiliseren
- zouden mobiliseren
- zouden mobiliseren
- zouden mobiliseren
en verder
- ben gemobiliseerd
- bent gemobiliseerd
- is gemobiliseerd
- zijn gemobiliseerd
- zijn gemobiliseerd
- zijn gemobiliseerd
diversen
- mobiliseer!
- mobiliseert!
- gemobiliseerd
- mobiliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für mobiliseren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
engager | mobiliseren | aangaan; aangrijpen; aanknopen; aannemen; aanroepen; aantrekken; aanvaarden; aanvangen; aanwenden; aanwerven; accepteren; aftrappen; beginnen; benoemen; benutten; engageren; erbij betrekken; erbij halen; erbij roepen; gebruiken; in dienst nemen; in functie aanstellen; in ontvangst nemen; inhuren; inroepen; inviteren; ondernemen; ontvangen; panden; rekruteren; ronselen; starten; toepassen; uitnodigen; van start gaan; werven |
miser | mobiliseren | inzetten; verwedden; wedden |
mobiliser | mobiliseren | inzet tonen; inzetten |