Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für naïef (Niederländisch) ins Französisch

naïef:

naïef Adjektiv

  1. naïef (goedgelovig)
    naïf; naïvement; fidèle; trop confiant; pieux; crédule; pieusement; croyant; religieux; dévot; religieusement
  2. naïef (argeloos)
    naïf; bête; candide; trop confiant; crédule; infantile; ingénu; naïvement; ingénument; sans artifice

Übersetzung Matrix für naïef:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bête beest; dier; gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel
dévot godsdienstige; godvruchtige; vrome
religieux broeder; broeder-onderwijzer; broeders; broers; frater; godsdienstige; godvruchtige; kloosterbroeders; kloosterling; kloosterlingen; monnik; vrome
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bête argeloos; naïef achterlijk; dom; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; infantiel; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; leeghoofdig; maf; mal; mesjogge; naief; niet goed snik; onbenullig; onnozel; onverstandig; overdreven kinderachtig; schaapachtig; stom; stupide; suf; typisch; uilachtig; vreemd; zot
candide argeloos; naïef
croyant goedgelovig; naïef geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; herderlijk; kerkelijk; met betrekking tot herders; religieus; vroom
crédule argeloos; goedgelovig; naïef lichtgelovig
dévot goedgelovig; naïef devoot; geestelijk; gelovig; godsdienstig; godsvruchtig; godvrezend; godvruchtig; kerkelijk; religieus; vroom
fidèle goedgelovig; naïef eerlijk; fideel; geestelijk; gelovig; getrouw; getrouwe; godsdienstig; godvruchtig; kerkelijk; loyaal; loyale; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; religieus; rondborstig; trouw; trouwe; trouwhartig; vroom
infantile argeloos; naïef infantiel; jongensachtig; kinderachtig; kinderlijk; kinds; overdreven kinderachtig
ingénu argeloos; naïef eenvoudig; gemakkelijk; infantiel; kinderachtig; kinderlijk; licht; makkelijk; natuurlijk; niet moeilijk; ongedwongen; ongekunsteld; onschuldig; schuldeloos; schuldloos; simpel
ingénument argeloos; naïef
naïf argeloos; goedgelovig; naïef als een kind; eenvoudig; gemakkelijk; infantiel; kinderachtig; kinderlijk; licht; lichtgelovig; makkelijk; naief; natuurlijk; niet moeilijk; ongedwongen; ongekunsteld; onnozel; overdreven kinderachtig; simpel
naïvement argeloos; goedgelovig; naïef als een kind; eenvoudig; gemakkelijk; infantiel; kinderachtig; kinderlijk; licht; lichtgelovig; makkelijk; naief; niet moeilijk; onnozel; overdreven kinderachtig; simpel
pieusement goedgelovig; naïef devoot; geestelijk; gelovig; godsdienstig; godsvruchtig; godvruchtig; godzalig; herderlijk; kerkelijk; met betrekking tot herders; religieus; stichtelijk; verheffend; vroom
pieux goedgelovig; naïef devoot; geestelijk; gelovig; godsdienstig; godsvruchtig; godvruchtig; godzalig; kerkelijk; religieus; stichtelijk; verheffend; vroom
religieusement goedgelovig; naïef geestelijk; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; herderlijk; kerkelijk; met betrekking tot herders; religieus; vroom
religieux goedgelovig; naïef devoot; geestelijk; gelovig; godsdienstig; godsvruchtig; godvrezend; godvruchtig; herderlijk; kerkelijk; met betrekking tot herders; religieus; vroom
sans artifice argeloos; naïef natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld
trop confiant argeloos; goedgelovig; naïef

Wiktionary Übersetzungen für naïef:

naïef
adjective
  1. à trier
  2. naturel, ingénu, sans fard, sans apprêt, sans artifice.

Cross Translation:
FromToVia
naïef puéril gormless — naive
naïef crédule; naïf gullible — easily deceived or duped, naïve
naïef naïve; naïf naive — lacking experience, wisdom, or judgement