Niederländisch
Detailübersetzungen für nadeel toebrengen (Niederländisch) ins Französisch
nadeel toebrengen:
nadeel toebrengen Verb (breng nadeel toe, brengt nadeel toe, bracht nadeel toe, brachten nadeel toe, nadeel toegebracht)
-
nadeel toebrengen (schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; benadelen; duperen)
nuire; causer des dégâts; désavantager; blesser; faire tort à; léser-
nuire Verb (nuis, nuit, nuisons, nuisez, nuisent, nuisais, nuisait, nuisions, nuisiez, nuisaient, nuisis, nuisit, nuisîmes, nuisîtes, nuisirent, nuirai, nuiras, nuira, nuirons, nuirez, nuiront)
-
causer des dégâts Verb
-
désavantager Verb (désavantage, désavantages, désavantageons, désavantagez, désavantagent, désavantageais, désavantageait, désavantagions, désavantagiez, désavantageaient, désavantageai, désavantageas, désavantagea, désavantageâmes, désavantageâtes, désavantagèrent, désavantagerai, désavantageras, désavantagera, désavantagerons, désavantagerez, désavantageront)
-
blesser Verb (blesse, blesses, blessons, blessez, blessent, blessais, blessait, blessions, blessiez, blessaient, blessai, blessas, blessa, blessâmes, blessâtes, blessèrent, blesserai, blesseras, blessera, blesserons, blesserez, blesseront)
-
faire tort à Verb
-
léser Verb (lèse, lèses, lésons, lésez, lèsent, lésais, lésait, lésions, lésiez, lésaient, lésai, lésas, lésa, lésâmes, lésâtes, lésèrent, léserai, léseras, lésera, léserons, léserez, léseront)
-
Konjugationen für nadeel toebrengen:
o.t.t.
- breng nadeel toe
- brengt nadeel toe
- brengt nadeel toe
- brengen nadeel toe
- brengen nadeel toe
- brengen nadeel toe
o.v.t.
- bracht nadeel toe
- bracht nadeel toe
- bracht nadeel toe
- brachten nadeel toe
- brachten nadeel toe
- brachten nadeel toe
v.t.t.
- heb nadeel toegebracht
- hebt nadeel toegebracht
- heeft nadeel toegebracht
- hebben nadeel toegebracht
- hebben nadeel toegebracht
- hebben nadeel toegebracht
v.v.t.
- had nadeel toegebracht
- had nadeel toegebracht
- had nadeel toegebracht
- hadden nadeel toegebracht
- hadden nadeel toegebracht
- hadden nadeel toegebracht
o.t.t.t.
- zal nadeel toebrengen
- zult nadeel toebrengen
- zal nadeel toebrengen
- zullen nadeel toebrengen
- zullen nadeel toebrengen
- zullen nadeel toebrengen
o.v.t.t.
- zou nadeel toebrengen
- zou nadeel toebrengen
- zou nadeel toebrengen
- zouden nadeel toebrengen
- zouden nadeel toebrengen
- zouden nadeel toebrengen
diversen
- breng nadeel toe!
- brengt nadeel toe!
- nadeel toegebracht
- nadeel toebrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze