Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für omleiden (Niederländisch) ins Französisch
omleiden:
-
omleiden
dévier; entourer; détourner-
dévier Verb (dévie, dévies, dévions, déviez, dévient, déviais, déviait, déviions, déviiez, déviaient, déviai, dévias, dévia, déviâmes, déviâtes, dévièrent, dévierai, dévieras, déviera, dévierons, dévierez, dévieront)
-
entourer Verb (entoure, entoures, entourons, entourez, entourent, entourais, entourait, entourions, entouriez, entouraient, entourai, entouras, entoura, entourâmes, entourâtes, entourèrent, entourerai, entoureras, entourera, entourerons, entourerez, entoureront)
-
détourner Verb (détourne, détournes, détournons, détournez, détournent, détournais, détournait, détournions, détourniez, détournaient, détournai, détournas, détourna, détournâmes, détournâtes, détournèrent, détournerai, détourneras, détournera, détournerons, détournerez, détourneront)
-
-
omleiden
Konjugationen für omleiden:
o.t.t.
- leid om
- leidt om
- leidt om
- leiden om
- leiden om
- leiden om
o.v.t.
- leidde om
- leidde om
- leidde om
- leidden om
- leidden om
- leidden om
v.t.t.
- heb omgeleid
- hebt omgeleid
- heeft omgeleid
- hebben omgeleid
- hebben omgeleid
- hebben omgeleid
v.v.t.
- had omgeleid
- had omgeleid
- had omgeleid
- hadden omgeleid
- hadden omgeleid
- hadden omgeleid
o.t.t.t.
- zal omleiden
- zult omleiden
- zal omleiden
- zullen omleiden
- zullen omleiden
- zullen omleiden
o.v.t.t.
- zou omleiden
- zou omleiden
- zou omleiden
- zouden omleiden
- zouden omleiden
- zouden omleiden
en verder
- ben omgeleid
- bent omgeleid
- is omgeleid
- zijn omgeleid
- zijn omgeleid
- zijn omgeleid
diversen
- leid om!
- leidt om!
- omgeleid
- omleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omleiden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
détourner | omleiden | afkeren; afschepen; afwenden; afwentelen; afweren; afwimpelen; draaien; keren; omkeren; pareren; teruggaan; wegsturen; wenden; weren; zwenken |
dévier | omleiden | afweren; afwijken; omheenloodsen; pareren; vergroeien; verschillen; weren |
entourer | omleiden | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; draaien om; een cirkel tekenen om; insluiten; omboorden; omcirkelen; omgeven; omheenrijden; omlijnen; omringen; omsingelen; omsluiten; omtrekken |
rediriger | omleiden |