Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. omspannen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für omspannen (Niederländisch) ins Französisch

omspannen:

omspannen Verb (omspan, omspant, omspande, omspanden, omspannen)

  1. omspannen (met gespannen voorwerp omsluiten; overspannen)
    enjamber; gainer; couvrir; serrer; mouler; entourer de
    • enjamber Verb (enjambe, enjambes, enjambons, enjambez, )
    • gainer Verb
    • couvrir Verb (couvre, couvres, couvrons, couvrez, )
    • serrer Verb (serre, serres, serrons, serrez, )
    • mouler Verb (moule, moules, moulons, moulez, )
  2. omspannen (met handen omvatten)
    saisir; empoigner
    • saisir Verb (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • empoigner Verb (empoigne, empoignes, empoignons, empoignez, )

Konjugationen für omspannen:

o.t.t.
  1. omspan
  2. omspant
  3. omspant
  4. omspannen
  5. omspannen
  6. omspannen
o.v.t.
  1. omspande
  2. omspande
  3. omspande
  4. omspanden
  5. omspanden
  6. omspanden
v.t.t.
  1. heb omspannen
  2. hebt omspannen
  3. heeft omspannen
  4. hebben omspannen
  5. hebben omspannen
  6. hebben omspannen
v.v.t.
  1. had omspannen
  2. had omspannen
  3. had omspannen
  4. hadden omspannen
  5. hadden omspannen
  6. hadden omspannen
o.t.t.t.
  1. zal omspannen
  2. zult omspannen
  3. zal omspannen
  4. zullen omspannen
  5. zullen omspannen
  6. zullen omspannen
o.v.t.t.
  1. zou omspannen
  2. zou omspannen
  3. zou omspannen
  4. zouden omspannen
  5. zouden omspannen
  6. zouden omspannen
en verder
  1. ben omspannen
  2. bent omspannen
  3. is omspannen
  4. zijn omspannen
  5. zijn omspannen
  6. zijn omspannen
diversen
  1. omspan!
  2. omspant!
  3. omspannen
  4. omspannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für omspannen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
serrer aanschroeven; vastschroeven
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
couvrir met gespannen voorwerp omsluiten; omspannen; overspannen afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; begroeien; bekleden; bemantelen; berichten; beschermen; beschutten; bestrijken; bestrooien; bezaaien; blinderen; compenseren; dekken; emballeren; goedmaken; hullen; informeren; inhullen; inpakken; inwikkelen; kaften; maskeren; meedelen; melden; omhullen; overkappen; overtrekken; overwelven; rapporteren; stofferen; tijd in beslag nemen; van bekleding voorzien; vergoeden; verhullen; verpakken; verslag uitbrengen; versluieren
empoigner met handen omvatten; omspannen aanklampen; aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten
enjamber met gespannen voorwerp omsluiten; omspannen; overspannen overschrijden
entourer de met gespannen voorwerp omsluiten; omspannen; overspannen
gainer met gespannen voorwerp omsluiten; omspannen; overspannen
mouler met gespannen voorwerp omsluiten; omspannen; overspannen boetseren; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vorm geven; vormen
saisir met handen omvatten; omspannen aanhouden; aanklampen; aanpakken; aanvatten; afvangen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen te snappen; begrijpen; beseffen; bevangen; binden; boeien; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; fascineren; frapperen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; in hechtenis nemen; ingrijpen; inrekenen; intrigeren; inzien; ketenen; klauwen; klemmen; kluisteren; knellen; met het verstand vatten; omklemmen; onderkennen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; oppakken; opvangen; pakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toeslaan; toetasten; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; verstaan; verstrikken; wat neervalt opvangen; zich bedienen
serrer met gespannen voorwerp omsluiten; omspannen; overspannen aandraaien; aandrukken; aanschroeven; aantrekken; comprimeren; dichtdraaien; dichtknijpen; dichtschroeven; dichttrekken; door draaien vastmaken; drukken; klemmen; klemzetten; knellen; knuffelen; liefkozen; omklemmen; oprekken; rekken; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; vastdraaien; vastdrukken; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastknijpen; vastschroeven