Niederländisch
Detailübersetzungen für opsnuffelen (Niederländisch) ins Französisch
opsnuffelen:
-
opsnuffelen (uitvissen)
dénicher; découvrir; tirer au clair; chercher à découvrir-
dénicher Verb (déniche, déniches, dénichons, dénichez, dénichent, dénichais, dénichait, dénichions, dénichiez, dénichaient, dénichai, dénichas, dénicha, dénichâmes, dénichâtes, dénichèrent, dénicherai, dénicheras, dénichera, dénicherons, dénicherez, dénicheront)
-
découvrir Verb (découvre, découvres, découvrons, découvrez, découvrent, découvrais, découvrait, découvrions, découvriez, découvraient, découvris, découvrit, découvrîmes, découvrîtes, découvrirent, découvrirai, découvriras, découvrira, découvrirons, découvrirez, découvriront)
-
tirer au clair Verb
-
chercher à découvrir Verb
-
Konjugationen für opsnuffelen:
o.t.t.
- snuffel op
- snuffelt op
- snuffelt op
- snuffelen op
- snuffelen op
- snuffelen op
o.v.t.
- snuffelde op
- snuffelde op
- snuffelde op
- snuffelden op
- snuffelden op
- snuffelden op
v.t.t.
- heb opgesnuffeld
- hebt opgesnuffeld
- heeft opgesnuffeld
- hebben opgesnuffeld
- hebben opgesnuffeld
- hebben opgesnuffeld
v.v.t.
- had opgesnuffeld
- had opgesnuffeld
- had opgesnuffeld
- hadden opgesnuffeld
- hadden opgesnuffeld
- hadden opgesnuffeld
o.t.t.t.
- zal opsnuffelen
- zult opsnuffelen
- zal opsnuffelen
- zullen opsnuffelen
- zullen opsnuffelen
- zullen opsnuffelen
o.v.t.t.
- zou opsnuffelen
- zou opsnuffelen
- zou opsnuffelen
- zouden opsnuffelen
- zouden opsnuffelen
- zouden opsnuffelen
en verder
- is opgesnuffeld
- zijn opgesnuffeld
diversen
- snuffel op!
- snuffelt op!
- opgesnuffeld
- opsnuffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opsnuffelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
chercher à découvrir | opsnuffelen; uitvissen | |
découvrir | opsnuffelen; uitvissen | achter komen; achterhalen; bloot leggen; blootleggen; lokaliseren; ontdekken; onthullen; ontknopen; ontmaskeren; ontmoeten; ontraadselen; ontrafelen; ontsluiten; ontwaren; ontwarren; openbreken; opendoen; openen; openleggen; openmaken; oplossen; opsporen; plaats toekennen; plaatsen; reveleren; te weten komen; tegenkomen; traceren; treffen; vinden |
dénicher | opsnuffelen; uitvissen | opduikelen; opscharrelen; opsnorren |
tirer au clair | opsnuffelen; uitvissen | begrijpelijk maken; ophelderen; opklaren; toelichten; uitleggen; verklaren |