Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. opspelden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opspelden (Niederländisch) ins Französisch

opspelden:

opspelden Verb (speld op, speldt op, speldde op, speldden op, opgespeld)

  1. opspelden
    épingler; attacher avec des épingles
    • épingler Verb (épingle, épingles, épinglons, épinglez, )

Konjugationen für opspelden:

o.t.t.
  1. speld op
  2. speldt op
  3. speldt op
  4. spelden op
  5. spelden op
  6. spelden op
o.v.t.
  1. speldde op
  2. speldde op
  3. speldde op
  4. speldden op
  5. speldden op
  6. speldden op
v.t.t.
  1. heb opgespeld
  2. hebt opgespeld
  3. heeft opgespeld
  4. hebben opgespeld
  5. hebben opgespeld
  6. hebben opgespeld
v.v.t.
  1. had opgespeld
  2. had opgespeld
  3. had opgespeld
  4. hadden opgespeld
  5. hadden opgespeld
  6. hadden opgespeld
o.t.t.t.
  1. zal opspelden
  2. zult opspelden
  3. zal opspelden
  4. zullen opspelden
  5. zullen opspelden
  6. zullen opspelden
o.v.t.t.
  1. zou opspelden
  2. zou opspelden
  3. zou opspelden
  4. zouden opspelden
  5. zouden opspelden
  6. zouden opspelden
en verder
  1. is opgespeld
  2. zijn opgespeld
diversen
  1. speld op!
  2. speldt op!
  3. opgespeld
  4. opspeldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opspelden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
attacher avec des épingles opspelden
épingler opspelden aanspelden; afspelden; dichtspelden; opprikken; pinnen; spelden; vastmaken; vastpinnen; vastprikken; vastspelden