Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
indépendant
|
|
zelfstandige
|
pavillon
|
|
oorschelp; paviljoen; prieel; scheepsvlag; tuinhuis; tuinhuisje; zomerhuisje
|
singulier
|
|
enkelvoud
|
solitaire
|
|
anachoreet; eenling; enkeling; heremiet; individu; individualist; kluizenaar; solitair
|
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
autonome
|
afzonderlijk; apart; separaat
|
autonoom; soeverein; zelfstandig
|
curieux
|
apart; gescheiden; los van elkaar; separaat
|
apart; benieuwd; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; excentriek; kijkgraag; kijklustig; merkwaardig; nieuwsgierig; ongemeen; ongewoon; raar; schaars; typisch; uitheems; uitzonderlijk; uniek; vreemd; vreemdsoortig; weetgierig; zelden; zeldzaam; zonderling
|
détaché
|
apart; gescheiden; los van elkaar; separaat
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; los; losgemaakt; niet vast; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; zielloos
|
individuel
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
eenmans; eenpersoons; individueel
|
indépendant
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
onafhankelijk; op zichzelf; soeverein; vrijheidlievend; zelfstandig
|
isolé
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
afgelegen; afgezonderd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; in quarantaine; single; ver; veraf; verafgelegen; vereenzaamd
|
particulier
|
afzonderlijk; apart; gescheiden; los van elkaar; separaat
|
apart; bijzonder; bizar; bovenmatig; buitengemeen; buitengewoon; buitenissig; buitensporig; curieus; eigenaardig; excentriek; excessief; exclusief; extravagant; extreem; frappant; heel erg; hogelijk; in het oog lopend; in het oog springend; individueel; karakteristiek; kenmerkend; mateloos; merkwaardig; ongewoon; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; speciaal; specifiek; tekenend; ten zeerste; tomeloos; treffend; typerend; typisch; uitermate; uiterst; uitzonderlijk; vreemd; zeer; zeldzaam; zonderling
|
pavillon
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
|
seul
|
afzonderlijk; apart; separaat
|
afgezonderd; alleenstaand; eenmalig; eenvoudig; enkel; gemakkelijk; in quarantaine; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel; single; uniek; vereenzaamd
|
singulier
|
apart; gescheiden; los van elkaar; separaat
|
apart; bijzonder; bizar; bovenmatig; buitengemeen; buitenissig; buitensporig; curieus; eenmalig; eenvoudig; eigenaardig; enig; enig in zijn soort; excentriek; exclusief; extreem; fenomenaal; mateloos; merkwaardig; miraculeus; ongecompliceerd; ongemeen; ongewoon; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; opzienbarend; raar; schaars; simpel; speciaal; tomeloos; typisch; uitermate; uitheems; uitzonderlijk; uniek; verbazend; verbazingwekkend; verbijsterend; verwonderend; verwonderingwekkend; verwonderlijk; vreemd; vreemdsoortig; wonderbaar; wonderbaarlijk; wonderlijk; zelden; zeldzaam; zonderling
|
singulièrement
|
apart; gescheiden; los van elkaar; separaat
|
apart; bijzonder; bizar; bovenmatig; buitengemeen; buitenissig; buitensporig; curieus; eigenaardig; excentriek; extreem; fenomenaal; mateloos; merkwaardig; miraculeus; ongewoon; opzienbarend; tomeloos; typisch; uitermate; uitheems; uitzonderlijk; verbazend; verbazingwekkend; verbijsterend; verwonderend; verwonderingwekkend; verwonderlijk; vreemd; vreemdsoortig; wonderbaar; wonderbaarlijk; wonderlijk; zeldzaam; zonderling
|
solitaire
|
afzonderlijk; apart; separaat
|
afgelegen; afgezonderd; alleenlevend; eenkennig; eenzelvig; in quarantaine; introvert; mensenschuw; solitair; teruggetrokken; ver; veraf; verafgelegen; vereenzaamd
|
séparé
|
afzonderlijk; apart; separaat
|
afgescheiden; afzonderlijk; apart; gesepareerd; ontbonden; opgeheven; uit elkaar; uit elkander; uiteen; uiteengegaan; uiteengevallen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen
|
séparément
|
afzonderlijk; apart; separaat
|
uit elkaar; uit elkander; uiteen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen
|
à part
|
afzonderlijk; apart; gescheiden; los van elkaar; separaat
|
afgescheiden; afzonderlijk; apart; behalve; behoudens; bijzonder; bizar; buiten; buitenissig; curieus; eigenaardig; enig; enig in zijn soort; excentriek; gesepareerd; merkwaardig; met uitsluiting van; naar opzij; ongewoon; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; typisch; uitgezonderd; uniek; vreemd; zijwaarts; zonderling
|