Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. simplificeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für simplificeren (Niederländisch) ins Französisch

simplificeren:

simplificeren Verb (simplificeer, simplificeert, simplificeerde, simplificeerden, gesimplifeerd)

  1. simplificeren (vereenvoudigen; vergemakkelijken; bemakkelijken; versoberen)
    faciliter; simplifier
    • faciliter Verb (facilite, facilites, facilitons, facilitez, )
    • simplifier Verb (simplifie, simplifies, simplifions, simplifiez, )

Konjugationen für simplificeren:

o.t.t.
  1. simplificeer
  2. simplificeert
  3. simplificeert
  4. simplificeren
  5. simplificeren
  6. simplificeren
o.v.t.
  1. simplificeerde
  2. simplificeerde
  3. simplificeerde
  4. simplificeerden
  5. simplificeerden
  6. simplificeerden
v.t.t.
  1. heb gesimplifeerd
  2. hebt gesimplifeerd
  3. heeft gesimplifeerd
  4. hebben gesimplifeerd
  5. hebben gesimplifeerd
  6. hebben gesimplifeerd
v.v.t.
  1. had gesimplifeerd
  2. had gesimplifeerd
  3. had gesimplifeerd
  4. hadden gesimplifeerd
  5. hadden gesimplifeerd
  6. hadden gesimplifeerd
o.t.t.t.
  1. zal simplificeren
  2. zult simplificeren
  3. zal simplificeren
  4. zullen simplificeren
  5. zullen simplificeren
  6. zullen simplificeren
o.v.t.t.
  1. zou simplificeren
  2. zou simplificeren
  3. zou simplificeren
  4. zouden simplificeren
  5. zouden simplificeren
  6. zouden simplificeren
en verder
  1. ben gesimplifeerd
  2. bent gesimplifeerd
  3. is gesimplifeerd
  4. zijn gesimplifeerd
  5. zijn gesimplifeerd
  6. zijn gesimplifeerd
diversen
  1. simplificeer!
  2. simplificeert!
  3. gesimplifeerd
  4. simpliferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für simplificeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
faciliter bemakkelijken; simplificeren; vereenvoudigen; vergemakkelijken; versoberen aanmoedigen
simplifier bemakkelijken; simplificeren; vereenvoudigen; vergemakkelijken; versoberen stroomlijnen