Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. smikkelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für smikkelen (Niederländisch) ins Französisch

smikkelen:

smikkelen Verb (smikkel, smikkelt, smikkelde, smikkelden, gesmikkeld)

  1. smikkelen (smullen; savoureren; lekker eten)
    savourer; faire bonne chère; se régaler; jouir de; jouir; piquer; bouffer
    • savourer Verb (savoure, savoures, savourons, savourez, )
    • jouir de Verb
    • jouir Verb (jouis, jouit, jouissons, jouissez, )
    • piquer Verb (pique, piques, piquons, piquez, )
    • bouffer Verb (bouffe, bouffes, bouffons, bouffez, )

Konjugationen für smikkelen:

o.t.t.
  1. smikkel
  2. smikkelt
  3. smikkelt
  4. smikkelen
  5. smikkelen
  6. smikkelen
o.v.t.
  1. smikkelde
  2. smikkelde
  3. smikkelde
  4. smikkelden
  5. smikkelden
  6. smikkelden
v.t.t.
  1. heb gesmikkeld
  2. hebt gesmikkeld
  3. heeft gesmikkeld
  4. hebben gesmikkeld
  5. hebben gesmikkeld
  6. hebben gesmikkeld
v.v.t.
  1. had gesmikkeld
  2. had gesmikkeld
  3. had gesmikkeld
  4. hadden gesmikkeld
  5. hadden gesmikkeld
  6. hadden gesmikkeld
o.t.t.t.
  1. zal smikkelen
  2. zult smikkelen
  3. zal smikkelen
  4. zullen smikkelen
  5. zullen smikkelen
  6. zullen smikkelen
o.v.t.t.
  1. zou smikkelen
  2. zou smikkelen
  3. zou smikkelen
  4. zouden smikkelen
  5. zouden smikkelen
  6. zouden smikkelen
en verder
  1. ben gesmikkeld
  2. bent gesmikkeld
  3. is gesmikkeld
  4. zijn gesmikkeld
  5. zijn gesmikkeld
  6. zijn gesmikkeld
diversen
  1. smikkel!
  2. smikkelt!
  3. gesmikkeld
  4. smikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für smikkelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bouffer oppeuzelen; opvreten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bouffer lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen bikken; bollen; brassen; bunkeren; consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knauwen; laten exploderen; laven; lenigen; lessen; naar binnen werken; nuttigen; onfatsoenlijk eten; opblazen; opbollen; opeten; oppeuzelen; opvreten; schaften; schransen; schrokken; slempen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; verslinden; verzwelgen; vreten; zitten proppen; zwelgen
faire bonne chère lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen smullen
jouir lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen amuseren; eindigen; genieten; genoegen smaken; genot hebben van; smullen; voltooien
jouir de lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen aanstaan; amuseren; believen; genieten; genot hebben van; goeddunken; smullen; smullen van
piquer lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; prikken; raspen; roven; schaven; schuren; snaaien; snappen; spuiten; steken; steken geven; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
savourer lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen amuseren; bikken; bunkeren; consumeren; eten; genieten; genieten van; genot hebben van; kluiven; knauwen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; proeven; schransen; schrokken; smaken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen
se régaler lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen amuseren; genieten; genot hebben van; smullen; smullen van