Niederländisch
Detailübersetzungen für toewerpen (Niederländisch) ins Französisch
toewerpen:
-
toewerpen
jeter; renvoyer-
jeter Verb (jette, jettes, jetons, jetez, jettent, jetais, jetait, jetions, jetiez, jetaient, jetai, jetas, jeta, jetâmes, jetâtes, jetèrent, jetterai, jetteras, jettera, jetterons, jetterez, jetteront)
-
renvoyer Verb (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, renvoient, renvoyais, renvoyait, renvoyions, renvoyiez, renvoyaient, renvoyai, renvoyas, renvoya, renvoyâmes, renvoyâtes, renvoyèrent, renverrai, renverras, renverra, renverrons, renverrez, renverront)
-
Konjugationen für toewerpen:
o.t.t.
- werp toe
- werpt toe
- werpt toe
- werpen toe
- werpen toe
- werpen toe
o.v.t.
- wierp toe
- wierp toe
- wierp toe
- wierpen toe
- wierpen toe
- wierpen toe
v.t.t.
- heb toegeworpen
- hebt toegeworpen
- heeft toegeworpen
- hebben toegeworpen
- hebben toegeworpen
- hebben toegeworpen
v.v.t.
- had toegeworpen
- had toegeworpen
- had toegeworpen
- hadden toegeworpen
- hadden toegeworpen
- hadden toegeworpen
o.t.t.t.
- zal toewerpen
- zult toewerpen
- zal toewerpen
- zullen toewerpen
- zullen toewerpen
- zullen toewerpen
o.v.t.t.
- zou toewerpen
- zou toewerpen
- zou toewerpen
- zouden toewerpen
- zouden toewerpen
- zouden toewerpen
en verder
- ben toegeworpen
- bent toegeworpen
- is toegeworpen
- zijn toegeworpen
- zijn toegeworpen
- zijn toegeworpen
diversen
- werp toe!
- werpt toe!
- toegeworpen
- toewerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze