Niederländisch
Detailübersetzungen für voorhouden (Niederländisch) ins Französisch
voorhouden:
-
voorhouden (aanrekenen; beschuldigen; verwijten; blameren; voor de voeten gooien; berispen; aanwrijven; laken; nadragen; gispen)
reprocher; condamner; blâmer; réprimander; déshonorer; jeter quelque chose aux pieds de; vitupérer; avoir de la rancune; critiquer; avoir de la rancoeur-
reprocher Verb (reproche, reproches, reprochons, reprochez, reprochent, reprochais, reprochait, reprochions, reprochiez, reprochaient, reprochai, reprochas, reprocha, reprochâmes, reprochâtes, reprochèrent, reprocherai, reprocheras, reprochera, reprocherons, reprocherez, reprocheront)
-
condamner Verb (condamne, condamnes, condamnons, condamnez, condamnent, condamnais, condamnait, condamnions, condamniez, condamnaient, condamnai, condamnas, condamna, condamnâmes, condamnâtes, condamnèrent, condamnerai, condamneras, condamnera, condamnerons, condamnerez, condamneront)
-
blâmer Verb (blâme, blâmes, blâmons, blâmez, blâment, blâmais, blâmait, blâmions, blâmiez, blâmaient, blâmai, blâmas, blâma, blâmâmes, blâmâtes, blâmèrent, blâmerai, blâmeras, blâmera, blâmerons, blâmerez, blâmeront)
-
réprimander Verb (réprimande, réprimandes, réprimandons, réprimandez, réprimandent, réprimandais, réprimandait, réprimandions, réprimandiez, réprimandaient, réprimandai, réprimandas, réprimanda, réprimandâmes, réprimandâtes, réprimandèrent, réprimanderai, réprimanderas, réprimandera, réprimanderons, réprimanderez, réprimanderont)
-
déshonorer Verb (déshonore, déshonores, déshonorons, déshonorez, déshonorent, déshonorais, déshonorait, déshonorions, déshonoriez, déshonoraient, déshonorai, déshonoras, déshonora, déshonorâmes, déshonorâtes, déshonorèrent, déshonorerai, déshonoreras, déshonorera, déshonorerons, déshonorerez, déshonoreront)
-
vitupérer Verb (vitupère, vitupères, vitupérons, vitupérez, vitupèrent, vitupérais, vitupérait, vitupérions, vitupériez, vitupéraient, vitupérai, vitupéras, vitupéra, vitupérâmes, vitupérâtes, vitupérèrent, vitupérerai, vitupéreras, vitupérera, vitupérerons, vitupérerez, vitupéreront)
-
avoir de la rancune Verb
-
critiquer Verb (critique, critiques, critiquons, critiquez, critiquent, critiquais, critiquait, critiquions, critiquiez, critiquaient, critiquai, critiquas, critiqua, critiquâmes, critiquâtes, critiquèrent, critiquerai, critiqueras, critiquera, critiquerons, critiquerez, critiqueront)
-
avoir de la rancoeur Verb
-
Konjugationen für voorhouden:
o.t.t.
- houd voor
- houdt voor
- houdt voor
- houden voor
- houden voor
- houden voor
o.v.t.
- hield voor
- hield voor
- hield voor
- hielden voor
- hielden voor
- hielden voor
v.t.t.
- heb voorgehouden
- hebt voorgehouden
- heeft voorgehouden
- hebben voorgehouden
- hebben voorgehouden
- hebben voorgehouden
v.v.t.
- had voorgehouden
- had voorgehouden
- had voorgehouden
- hadden voorgehouden
- hadden voorgehouden
- hadden voorgehouden
o.t.t.t.
- zal voorhouden
- zult voorhouden
- zal voorhouden
- zullen voorhouden
- zullen voorhouden
- zullen voorhouden
o.v.t.t.
- zou voorhouden
- zou voorhouden
- zou voorhouden
- zouden voorhouden
- zouden voorhouden
- zouden voorhouden
en verder
- ben voorgehouden
- bent voorgehouden
- is voorgehouden
- zijn voorgehouden
- zijn voorgehouden
- zijn voorgehouden
diversen
- houd voor!
- houdt voor!
- voorgehouden
- voorhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze