Niederländisch
Detailübersetzungen für wegslonken (Niederländisch) ins Französisch
wegslinken:
-
wegslinken
disparaître; languir; dépérir; s'affaiblir-
disparaître Verb (disparais, disparaît, disparaissons, disparaissez, disparaissent, disparaissais, disparaissait, disparaissions, disparaissiez, disparaissaient, disparus, disparut, disparûmes, disparûtes, disparurent, disparaîtrai, disparaîtras, disparaîtra, disparaîtrons, disparaîtrez, disparaîtront)
-
languir Verb (languis, languit, languissons, languissez, languissent, languissais, languissait, languissions, languissiez, languissaient, languîmes, languîtes, languirent, languirai, languiras, languira, languirons, languirez, languiront)
-
dépérir Verb (dépéris, dépérit, dépérissons, dépérissez, dépérissent, dépérissais, dépérissait, dépérissions, dépérissiez, dépérissaient, dépérîmes, dépérîtes, dépérirent, dépérirai, dépériras, dépérira, dépérirons, dépérirez, dépériront)
-
s'affaiblir Verb
-
Konjugationen für wegslinken:
o.t.t.
- slink weg
- slinkt weg
- slinkt weg
- slinken weg
- slinken weg
- slinken weg
o.v.t.
- slonk weg
- slonk weg
- slonk weg
- slonken weg
- slonken weg
- slonken weg
v.t.t.
- ben weggeslonken
- bent weggeslonken
- is weggeslonken
- zijn weggeslonken
- zijn weggeslonken
- zijn weggeslonken
v.v.t.
- was weggeslonken
- was weggeslonken
- was weggeslonken
- waren weggeslonken
- waren weggeslonken
- waren weggeslonken
o.t.t.t.
- zal wegslinken
- zult wegslinken
- zal wegslinken
- zullen wegslinken
- zullen wegslinken
- zullen wegslinken
o.v.t.t.
- zou wegslinken
- zou wegslinken
- zou wegslinken
- zouden wegslinken
- zouden wegslinken
- zouden wegslinken
diversen
- slink weg!
- slinkt weg!
- weggeslonken
- wegslinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für wegslinken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
s'affaiblir | wegsterven | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
disparaître | wegslinken | afsterven; doodgaan; kapotgaan; omkomen; ophouden; ophouden te bestaan; overlijden; sterven; teloorgaan; uitsterven; verdwijnen |
dépérir | wegslinken | afmatten; bederven; kwijnen; moe maken; slopen; stukmaken; uitputten; verbroddelen; verdorsten; vergaan; verklungelen; verknallen; verknoeien; verkommeren; verkwijnen; vermoeien; verpesten; vervallen; verzieken; wegkwijnen |
languir | wegslinken | hopen; kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken; spinzen; van hoop vervuld zijn; verkwijnen; verlangen; wegkwijnen |
s'affaiblir | wegslinken | aan kracht inboeten; kwijnen; tanen; uitputten; verflauwen; verkwijnen; verslappen; verzwakken; wegkwijnen; zwak worden; zwakker worden |