Niederländisch
Detailübersetzungen für wegvoeren (Niederländisch) ins Französisch
wegvoeren:
-
wegvoeren (wegdragen; meedragen; afvoeren; wegslepen; wegsjouwen)
emmener; emporter; déporter; porter; remporter-
emmener Verb (emmène, emmènes, emmenons, emmenez, emmènent, emmenais, emmenait, emmenions, emmeniez, emmenaient, emmenai, emmenas, emmena, emmenâmes, emmenâtes, emmenèrent, emmènerai, emmèneras, emmènera, emmènerons, emmènerez, emmèneront)
-
emporter Verb (emporte, emportes, emportons, emportez, emportent, emportais, emportait, emportions, emportiez, emportaient, emportai, emportas, emporta, emportâmes, emportâtes, emportèrent, emporterai, emporteras, emportera, emporterons, emporterez, emporteront)
-
déporter Verb (déporte, déportes, déportons, déportez, déportent, déportais, déportait, déportions, déportiez, déportaient, déportai, déportas, déporta, déportâmes, déportâtes, déportèrent, déporterai, déporteras, déportera, déporterons, déporterez, déporteront)
-
porter Verb (porte, portes, portons, portez, portent, portais, portait, portions, portiez, portaient, portai, portas, porta, portâmes, portâtes, portèrent, porterai, porteras, portera, porterons, porterez, porteront)
-
remporter Verb (remporte, remportes, remportons, remportez, remportent, remportais, remportait, remportions, remportiez, remportaient, remportai, remportas, remporta, remportâmes, remportâtes, remportèrent, remporterai, remporteras, remportera, remporterons, remporterez, remporteront)
-
-
wegvoeren (wegleiden)
emmener; mener ailleurs-
emmener Verb (emmène, emmènes, emmenons, emmenez, emmènent, emmenais, emmenait, emmenions, emmeniez, emmenaient, emmenai, emmenas, emmena, emmenâmes, emmenâtes, emmenèrent, emmènerai, emmèneras, emmènera, emmènerons, emmènerez, emmèneront)
-
mener ailleurs Verb
-
Konjugationen für wegvoeren:
o.t.t.
- voer weg
- voert weg
- voert weg
- voeren weg
- voeren weg
- voeren weg
o.v.t.
- voerde weg
- voerde weg
- voerde weg
- voerden weg
- voerden weg
- voerden weg
v.t.t.
- heb weggevoerd
- hebt weggevoerd
- heeft weggevoerd
- hebben weggevoerd
- hebben weggevoerd
- hebben weggevoerd
v.v.t.
- had weggevoerd
- had weggevoerd
- had weggevoerd
- hadden weggevoerd
- hadden weggevoerd
- hadden weggevoerd
o.t.t.t.
- zal wegvoeren
- zult wegvoeren
- zal wegvoeren
- zullen wegvoeren
- zullen wegvoeren
- zullen wegvoeren
o.v.t.t.
- zou wegvoeren
- zou wegvoeren
- zou wegvoeren
- zouden wegvoeren
- zouden wegvoeren
- zouden wegvoeren
diversen
- voer weg!
- voert weg!
- weggevoerd
- wegvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für wegvoeren:
wegvaren:
-
wegvaren (afvaren; afsteken)
partir; décamper; faire bagage; contraster; prendre la mer; s'en aller-
partir Verb (pars, part, partons, partez, partent, partais, partait, partions, partiez, partaient, partis, partit, partîmes, partîtes, partirent, partirai, partiras, partira, partirons, partirez, partiront)
-
décamper Verb (décampe, décampes, décampons, décampez, décampent, décampais, décampait, décampions, décampiez, décampaient, décampai, décampas, décampa, décampâmes, décampâtes, décampèrent, décamperai, décamperas, décampera, décamperons, décamperez, décamperont)
-
faire bagage Verb
-
contraster Verb (contraste, contrastes, contrastons, contrastez, contrastent, contrastais, contrastait, contrastions, contrastiez, contrastaient, contrastai, contrastas, contrasta, contrastâmes, contrastâtes, contrastèrent, contrasterai, contrasteras, contrastera, contrasterons, contrasterez, contrasteront)
-
prendre la mer Verb
-
s'en aller Verb
-
Konjugationen für wegvaren:
o.t.t.
- vaar weg
- vaart weg
- vaart weg
- varen weg
- varen weg
- varen weg
o.v.t.
- voer weg
- voer weg
- voer weg
- voeren weg
- voeren weg
- voeren weg
v.t.t.
- ben weggevaren
- bent weggevaren
- is weggevaren
- zijn weggevaren
- zijn weggevaren
- zijn weggevaren
v.v.t.
- was weggevaren
- was weggevaren
- was weggevaren
- waren weggevaren
- waren weggevaren
- waren weggevaren
o.t.t.t.
- zal wegvaren
- zult wegvaren
- zal wegvaren
- zullen wegvaren
- zullen wegvaren
- zullen wegvaren
o.v.t.t.
- zou wegvaren
- zou wegvaren
- zou wegvaren
- zouden wegvaren
- zouden wegvaren
- zouden wegvaren
diversen
- vaar weg!
- vaart weg!
- weggevaren
- wegvarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
wegvaren