Übersicht
Niederländisch Synonyms: mehr Daten
-
blik:
- blik; bus; blikje; opbergblik; trommel; conservenblik; metaal; tin; oogopslag
- dun metaal; blik
- blik
- blikken:
Niederländisch
Detailed Synonyms for blik in Niederländisch
blik:
-
de blik
-
de blik
-
de blik
-
de blik
-
het blik
-
het blik
– bord om vuil op te vegen 1 -
het blik
– geplet staal met laagje tin 1
-
de blik
– het kijken 1 -
de blik
– manier van kijken 1
Verwandte Wörter für "blik":
Verwandte Definitionen für "blik":
blikken:
-
de blikken
-
blikken
Konjugationen für blikken:
o.t.t.
- blik
- blikt
- blikt
- blikken
- blikken
- blikken
o.v.t.
- blikte
- blikte
- blikte
- blikten
- blikten
- blikten
v.t.t.
- heb geblikt
- hebt geblikt
- heeft geblikt
- hebben geblikt
- hebben geblikt
- hebben geblikt
v.v.t.
- had geblikt
- had geblikt
- had geblikt
- hadden geblikt
- hadden geblikt
- hadden geblikt
o.t.t.t.
- zal blikken
- zult blikken
- zal blikken
- zullen blikken
- zullen blikken
- zullen blikken
o.v.t.t.
- zou blikken
- zou blikken
- zou blikken
- zouden blikken
- zouden blikken
- zouden blikken
diversen
- blik!
- blikt!
- geblikt
- blikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze